Begrippen

Gebruik de toetscombinatie ‘CTRL + F’ om je gewenste tekst op deze pagina op te zoeken.
Mis je een begrip in de lijst?
» Stuur het begrip dat je in de lijst opgenomen wilt hebben, inclusief de verklaring, naar: communicatie@bwvdeeem.nl .
Dank je wel!
» Bekijk het Roei-woordenboek als je meer informatie zoekt. (opent in nieuw tabblad)
Roei- en zeilbegrippen bij De Eem
A
- Aangepast roeien: roeien voor mindervaliden.
- Aanhaalhoogte: de hoogte waarop de hendels worden gehouden tijdens de haal.
- Achterstops: het uiteinde van de slidings aan de achterkant gezien vanuit het gezichtspunt van de roeier.
B
- Bakboord: vanaf de achterkant van de boot kijk je naar voren. De linkerkant van het schip is bakboord.
- Bakboordwal: Je spreekt over bakboordwal alleen op een vaarweg. In principe is alle vaarwater links van het midden bakboordwal.
- Bankje: het zitje waarop de roeier plaatsneemt.
- Beschermde boot (BS): boot die voor bepaalde groep personen mag worden gebruikt gedurende een bepaalde periode.
- Binnenhendel: de afstand van de buitenkant van de kraag tot het uiteinde van de hendel van de riem.
- Blad: het brede uiteinde van de riem; het blad zit in het water tijdens de haal.
- Boordroeien: de roeiers roeien met één riem per roeier.
C
- Catch: zie inpik.
- Competitie roeien: roeien op regionaal niveau.
- C-vier: breed boottype voor vier roeiers en een stuurman (boord of scull).
D
- Dol: vrijwel vierkante kunststof constructie om de riem op zijn plaats te houden.
- Dolklep: het klepje waarmee de dol sluit, ook wel overslag genoemd.
- Dolpen: de metalen pen waar de dol omheen draait.
- Doorvallen: het naar achteren leunen van het bovenlichaam in de uitpik.
- Draaien: het draaien van de bladen in de recover van verticaal naar horizontaal.
- Driekwart bank: het oprijden totdat driekwart van de slidings is bereikt.
- Dubbeltwee: een boot voor twee roeiers die beiden twee riemen hebben (scullen).
- Dubbelvier: een boot voor vier roeiers die allen twee riemen hebben (scullen).
F
- Fifty-fitroeien: roeien voor senioren boven de vijftig jaar.
H
- Halve bank: het oprijden totdat de helft van de slidings bereikt is.
- Heelstrings: touwtjes of leren riempjes waarmee de hakken van de schoenen die in de boot vastzitten aan het voetenbord bevestigd zijn.
- Hele bank: het volledig oprijden op de slidings.
- Houden: de boot stoppen door de bladen verticaal in het water te zetten als de boot nog vaart heeft.
- Huid: de buitenkant van de boot.
I
- Inpik: het inzetten van de bladen in het water aan het begin van de haal.
K
- Kiel: fundament van de boot.
- Klippen: zie draaien.
- Kraag: kunststof ring om de riem waardoor de riem in de dol blijft liggen.
- Kruisende koers: Twee boten sturen onder een hoek tegen elkaar in. Zie de BPR-regels voor de voorrangsregels.
L
- Light paddle: lichte haal, een haal met weinig kracht.
- Lij(zijde) : de zijde van de zeilboot waar het grootzeil staat, ook wel lage kant genoemd. De kant waar de wind naar toe waait.
- Loef(zijde): de zijde van de zeilboot waar het grootzeil niet uit staat, ook wel hoge kant genoemd. De kant waar de wind vandaan komt.
M
- Manchet: kunststof koker om de riem waar de kraag omheen klemt.
N
- NKIR: Nationale Kampioenschappen Indoor Roeien.
- NSRK: Nationaal School Roei Kampioenschap.
O
- Oplopende koers: Een boot haalt een andere boot in. Zie regel 9 verder op deze pagina voor de voorrangsregels.
- Opzetje: een tempoverhoging tijdens het roeien.
- Overnaads: smalle stroken hout waaruit de romp van een overnaadse boot is opgebouwd.
- Overslag: het klepje waarmee de dol sluit, ook wel dolklep genoemd.
P
- Ploegvind-avond: Meeting voor leden om een ploeg te vinden om bij aan te sluiten, of voor een ploeg om nieuwe leden te vinden voor in de ploeg.
R
- Recover: de teruggaande beweging die volgt op elke haal, waarbij de bladen boven het water bewegen.
- Riem: werktuig waarmee een roeier zijn boot voortbeweegt.
- Riggers: de metalen constructies aan de zijkanten van de boot waar de dollen op vastzitten.
- Rondmaken: het omdraaien van de boot om in tegengestelde richting verder te kunnen varen.
S
- Scullen: de roeiers roeien met twee riemen per roeier.
- Skiff: éénpersoonsboot.
- Slidings: de rails in de boot waar het bankje overheen rijdt.
- Slifferen: met de bladen over het water slepen tijdens de recover.
- Slippen: de riem met het hendel langs het lichaam halen, zodat deze evenwijdig aan de boot komt te liggen.
- Snoek slaan: het blad schuin in het water zetten waardoor de controle over de riem verloren wordt.
- Soppen: het herhaaldelijk in- en uitzetten van de bladen terwijl de boot stilligt.
- Stormkoers: een koers roeien waarbij je met harde wind en golven zo min mogelijk water maakt.
- Stormslag: een roeitechniek met korte harde slagen en half oprijden, te gebruiken in combinatie met stormkoers.
- Strijken: omgekeerd roeien, je duwt de bladen in het water van je af, de boot gaat achteruit en je kijkt in de vaarrichting.
- Stuurboord: vanaf de achterkant van de boot kijk je naar voren. De rechterkant van het schip is stuurboord.
- Stuurboordwal: Je spreekt over stuurboordwal alleen op een vaarweg. In principe is alle vaarwater rechts van het midden stuurboordwal.
T
- Tegengestelde koers: Twee boten naderen elkaar recht van voren. Allebei de boten geven ruimte door naar stuurboord te gaan;
- Tempo: het aantal halen per minuut.
- Terugdraaien: het draaien van de bladen in de recover van horizontaal naar verticaal.
- Terugklippen: zie terugdraaien.
- Tubben: een aantal van de roeiers in een ploeg roeit, terwijl de anderen de balans houden en niet meeroeien. De roeiers die roeien zijn aan het tubben.
U
- Uitpik: het uitzetten van de bladen uit het water aan het eind van de haal.
- Uitzet: zie uitpik.
- Uitzetten: 1: de boot van het vlot (of de kant) wegduwen. 2: de bladen uit het water halen aan het einde van de haal.
V
- Vastroeien: de boot remmen door de bladen schuin in het water te zetten als de boot nog vaart heeft.
- Vlaggen: met de bladen van het water af bewegen richting de inpik.
- Voetenbord: de plank waartegen de roeier zijn voeten plaatst om zich af te kunnen zetten.
- Voorslaan: eerder inpikken dan de slag.
- Voorstops: het uiteinde van de slidings aan de voorkant gezien vanuit het gezichtspunt van de roeier.
W
- Watervrij: de bladen raken het water tijdens de recover niet.
- Wherry: een brede roeiboot geschikt voor toertochten.
Z
- Zij-instromers: nieuwe leden van De Eem die al eerder geroeid hebben en daarbij bevoegdheden hebben gehaald.