Aalscholver, Phalacrocorax carbo

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak “rraaaahhh”, de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga
Foto: afbeelding van Jan Nijendijk via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Albatros, Diomedeidae

Algemeen
Albatrossen, met familienaam Diomedeidae zijn een familie die bestaat uit 23 soorten grote zeevogels met lange vleugels die vrijwel hun hele leven doorbrengen door met vrijwel onbeweeglijke vleugels over de golven te scheren en vis te vangen. De albatrossen komen op bijna alle wereldzeeën voor. Te land zijn zij vrij onbeholpen en zij komen daar alleen om te nestelen, veelal op afgelegen eilanden. Het voedsel van de albatros bestaat voornamelijk uit vissen, inktvissen, kwallen en dergelijke. Albatrossen hebben lange vleugels in verhouding tot hun lichaamsgrootte en hun wervels en bovenste vleugelbeenderen zijn hol maar sterk. Deze beenderen worden eigenlijk verstevigd door schotjes om het gewicht terug te brengen en glijvluchten te vergemakkelijken. Albatrossen leggen enorme afstanden af.

Foto: afbeelding van jmarti20 via Pixabay.com
Tekst: BWV de Eem archief

Arend, Accipitridae

Algemeen
Arenden of adelaars zijn krachtige, dagactieve, grote roofvogels met brede vleugels, stevige snavel en scherpe klauwen.

Arenden behoren tot de orde van de Falconiformes in de familie Accipitridae. De groep is niet homogeen en omvat niet-verwante soorten van verschillend formaat. Het verenkleed van mannetje en vrouwtje is gelijk, maar het vrouwtje is doorgaans groter.
Ze verkrijgen hun volwassen verenkleed pas na enkele jaren.

Arenden zijn carnivoor. Zoals alle roofvogels hebben arenden een grote, krachtige haaksnavel, om vlees van een prooi af te scheuren. Daarnaast sterke poten en krachtige klauwen. Ze beschikken ook over een uitstekend gezichtsvermogen. Ze worden ook wel adelaar genoemd.
De arendsoorten komen hoofdzakelijk voor in Europa, Azië en Afrika.
Amerika kent er slechts enkele. Een bekende arendsoort is de steenarend (Aquila chrysaetos). De Europese zeearend (Haliaeetus albicilla) komt vooral voor in Oost-Europa en Scandinavië. De zeearend is verwant aan de Amerikaanse zeearend (Haliaeetus leucocephalus).

Foto: Manfred Richter via Pixabay.com
Tekst: BWV de Eem archief

Baardmannetje, Panurus biarmicus

Algemeen

Het baardmannetje is een schattig rietvogeltje met hele fijne kleuren en tekening. Formaat pimpelmees, ca 15 cm lang maar dan hangend aan een rietstengel.

Herkenning

Het baardmannetje is dus een meesachtige die je in rietvelden kunt tegenkomen. Hij heeft een oranjebruine kleur (ginger), een lange staart en een blauwgrijze kop met zwarte bakkebaarden. Kom je in de buurt dan zakken ze naar beneden langs de rietstengels en worden ze stil. Ben je voorbij dan kruipen ze weer omhoog en beginnen ze weer te fluiten. Het vrouwtje mist de blauwgrijze kop en heeft in plaats van zwarte bakkebaarden wat zwarte oogschaduw…

Geluid

Het baardmannetje maakt een kenmerkend geluid “tieuw-tieuw”. Ergens las ik ook een wat meer poetische omschrijving van het geluid: “een tingelend ping-ping, dat klinkt als in de wind bungelende strookjes metaal die elkaar raken”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl of beter nog: ga eens luisteren op de Marker Wadden of Oostvaardersplassen waar ze in groepjes in het riet te vinden zijn.

Broeden

Broedt van eind maart tot en met april en heeft 2 a 3 legsels van zo’n 7 eieren. Het broeden duurt 2 weken en 2 weken nadat ze uit het ei gekomen zijn vliegen ze uit.

Leefgebied

Altijd te vinden in rietvelden in moerassige gebieden. Veel te zien op de Marker Wadden, Naardermeer en Oostvaardersplassen.

Trekvogel?

Meestal niet, de meeste baardmannetjes overwinteren in Nederland.

Voedsel

Het baardmannetje eet insectjes in de zomer en zaadjes van het riet en rietgras in de winter.

Bijnaam?

Het baardmannetje heet in het Engels vreemd genoeg Bearded Tit (???) en in het Spaans Bigotudo, wat “de zwaar besnorde” betekent. In het Italiaans Bassetino, wat vrij vertaald “bakkebaardje” betekent. De Russen hebben het over Goesarik , oftewel “kleine huzaar”. Rietmees of Baardmees wordt ook wel gebruikt in Nederland.
Baardmannetjes vind je trouwens ook in het gelijknamige tv programma, featuring vogelliefhebbers Nico de Haan en Hans Dorrestijn; droogkomisch duo dat oprecht houdt van vogels – een aanrader om eens terug te kijken.

Foto: Luuk Vermeer via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Blauwborst, Luscinia svecica

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: afbeelding van Luuk Vermeer via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Bokje, Lymnocryptes minimus

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral ’s nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: afbeelding van Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: afbeelding van Janus Verkerk via Saxifraga
Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

“Bonte Piet” = Scholekster, Haematopus ostralegus

Algemeen
40-45 cm groot. Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook veel in het binnenland leven.

Herkenning
Onmiskenbaar. Zwart-witte stevige steltloper met lange oranjerode snavel en roze poten. Vuurrode ogen! In vlucht met opvallende witte vleugelstrepen en zwart-witte staart.

Geluid
Onmiskenbaar: schel, hoog, opgewonden en luidruchtig “te-piet, te-piet, te-piet!”.
Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Broedduur is zo’n 4 weken, de jongen verlaten het nest na een week of 5. Maar het zijn wel papkindjes; ze worden lang gevoerd door hun ouders…Scholeksters zijn bijzonder honkvast en kunnen wel 30 jaar op dezelfde plek broeden.
Ze hebben een goeie truc als er roofvogels op hun eieren of jongen loeren; ze strompelen van het nest weg alsof ze kreupel zijn en pas op ruime afstand vliegen ze op, meestal met veel misbaar. Mocht je een kreupele scholekster zien, denk dan niet ach, wat zielig, maar pas op dat je niet op hun nest gaat staan!

Leefgebied
Komt eigenlijk bijna overal voor; kwelders, natuurgebieden, boerenland en bebouwing; ontbreekt eigenlijk alleen in bosrijke streken. Maar toch vooral aan de kust; met name in het Waddengebied en ons Delta gebied in grote groepen, op wadplaten. Ook langs de Eem kun je ze veel horen en zien.

Trekvogel?
Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa. De Scandinavische scholeksters trekken gek genoeg nóg verder; helemaal naar Afrika. In februari-maart gaan ze al weer op zoek naar een lekker broedplekkie.

Voedsel
Zijn/haar Engelse naam zegt al iets over z’n menu: Oystercatcher…
Scholeksters eten vooral schelpdieren zoals mosselen en kokkels. Op het menu staan ook krabbetjes en garnalen. Op graslanden moeten vooral regenwormen voor ze oppassen. Gebruikt diverse technieken om schelpdieren open te krijgen; de lange snavel wordt als boor en beitel gebruikt.

Bijnaam?
Bonte Piet is zijn meest gebruikte bijnaam. Die bijnaam past eigenlijk veel beter, want de scholekster eet geen schol en behalve het zwart-witte kleed heeft ie niets te maken met een ekster… Er gaan ook stemmen op om de naam Kokkelkluut te gaan gebruiken, maar wij houden het op Bonte Piet!

Foto: Mabel Amber via Pixabay.com
Foto: Luc Hoogenstein via Saxifraga
Foto: Jaap Schelvis via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Bosruiter, Tringa glareol

Algemeen

20-25 cm groot. De bosruiter is een vrij kleine steltloper, met gele poten. Hij wordt hier op doortrek gezien in zowel voor- als najaar, vooral na een periode met oostenwind. Een typische soort van zoetwatergebieden in het binnenland, die je nooit op het wad zult zien.

Herkenning

Kleine ruiter met ranke, gele poten en een korte snavel. Lijkt wel het iets kleinere saaie broertje van de Tureluur die we ook veel langs de Eem zien, maar dan veel stiller en met bruingele poten en zwartere snavel (Tureluur beide knal-oranje) In alle kleden (vooral in prachtkleed) licht gespikkeld van boven en met opvallende wenkbrauwstreep. In vlucht vallen de wittige ondervleugels op zonder strepen.

Geluid

Roept bij het opvliegen een korte reeks, explosieve, schelle tonen: “ief ief ief ief!“. Check maar eens op vogelbescherming.nl .

Broeden

De Bosruiter zul je hier niet zien broeden; dat doen ze in Noord-Europa. Nestelt een kuiltje in de grond in dichte vegetatie, maar ook wel in bomen of in oude nesten van lijsters. Aha! Daar komt z’n naam vandaan zeker (-: Broed ca 3 weken en de jongen gaan na ca 4 weken op de wieken. Opvallend is dat de moeder het eerder zat is en weg is voordat de jongen uitvliegen…

Leefgebied

Te vinden in ondiepe zoetwaterplassen en in moerasgebieden met plasjes langs meren, natte heide en hoogvenen, vennen, ondergelopen graslanden en bollenvelden. Nooit op open wad, deze vogel houd van wat meer beschutting. Kleine kans dat we m langs de Eem gaan zien.
In het voorjaar bij oostenwind in mei vooral in grote, natte natuurgebieden. In najaar vaak goed te zien op onder water gezette bollenvelden in West-Nederland.

Trekvogel?

Trekt vooral naar Afrika ten zuiden van de Sahara. Trekt vooral ’s nachts, vaak in groepen. In voorjaar vaak ook overdag. Zichtbaar overvliegend in Nederland vooral in mei met oostenwind

Voedsel

Naast insecten ook wormen, spinnen, kreeftachtigen, slakjes, kleine visjes, kikkertjes; ook zaden.

Bijnaam?

Wood sandpiper is z’n Engelse naam en dat is vreemd want dat betekent letterlijk bos strandloper; terwijl hij alleen voor het broeden het bos ingaat en op t strand niet vaak te zien is…maar toch mooi op de foto gezet. Wordt ook wel Liwietje (vanwege zeer witte onderkant) of Tinsmid (vanwege metalige geluid) genoemd.

Foto: Luc Hoogenstein via Saxifraga
Foto: Iztok Skornik via Saxifraga Foundation (http://www.freenatureimages.eu/)
Foto: Lianne Schroeder via Saxifraga Foundation (http://www.freenatureimages.eu/)
Tekst: Fred Heil

Brandgans, Branta leucopsis

Algemeen

De brandgans heeft zijn naam te danken aan zijn rug die de kleur van verbrand houtskool heeft. Middelgrote gans van ca 65 cm lang en heeft een spanwijdte van ca 140 cm. Van oorsprong een gans die op Spitsbergen en Groenland leeft, maar er is ook een populatie die in Nederland is en blijft.

Herkenning

De brandgans is duidelijk te herkennen; zwarte snavel, witte kop, zwarte hals en dan weer wit of lichtgrijs op de buik. Grijstinten op de flanken en zwart op de rug. Stuit dan weer wit. In de winter ook op of langs de Eem te spotten.

Geluid

De brandgans heeft een kenmerkend kort gegak dat wat aan een blaffend keeshondje doet denken. Luister maar eens via vogelbescherming.nl .

Broeden

Broedt in Nederland al vanaf april. Eén legsel per seizoen van ca 4 eieren. De jonkies gaan meteen op stap met pa en ma als ze uit het ei gekropen zijn en zwemmen ook meteen dapper mee.

Leefgebied

Leeft op akkers, grasland, waddengebied overal in ons land en op de toendra’s in arctische gebieden.

Trekvogel?

Groot deel van de populatie trekt in het voorjaar toch weer naar het hoge Noorden om daar te broeden. Om dan weer voor de arctische winter te vluchten en naar Groot Brittannië, Nederland, Duitsland te trekken.

Voedsel

Eet voornamelijk gras en andere plantdelen.

Bijnaam?

Werd vroeger ook wel Nonnetjesgans genoemd vanwege het zwart-omlijste witte gezicht. Heet ook wel Blaffer vanwege zijn bijna keffende roep.

Foto: Jan van der Straaten via Saxifraga
Foto: Jan van der Straaten via Saxifraga
Foto: Bart-Vastenhouw via Saxifraga Foundation (http://www.freenatureimages.eu/)
Tekst: Fred Heil

Buizerd, Buteo buteo

Algemeen
40-50 cm groot met een vleugelspanwijdte van 110-135 cm. De buizerd is verreweg de algemeenste en meest opvallende roofvogel van Nederland, die je vaak in open land ziet, zittend op een paal of schroevend op de thermiek. Buizerds zijn erg gevarieerd qua kleur en tekening. Van donkerbruin tot bijna wit.

Herkenning
De buizerd is voor herkenning de sleutelsoort in Nederland. Is erg gevarieerd in kleur en tekening. Heeft een brede, niet ver uitstekende kop, brede stompe vleugels en een vrij korte, afgeronde staart met smalle bandjes. Vliegt met relatief snelle, ondiepe en ietwat stijve vleugelslagen. Vaak cirkelend te zien maar ook heel vaak op paaltjes bij weilanden.

Geluid
Roep bij het hoog in de lucht cirkelen op de thermiek af en toe hard en hoog “Píew!”. Check maar eens op vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt liefst in kruinen van hoge bomen, vaak tegen de rand van het bos. Bouwt nest van takken en twijgen maar gebruikt ook graag een 2e hands nest – lekker makkelijk hè. Het nest is groot, ongeveer een meter in doorsnede en 60 cm diep. Zulke grote roofvogelnesten heten een horst. Broeden duurt wel 5 weken. Jongen vliegen pas uit na 7 à 8 weken, maar worden nog zo’n 7 weken bijgevoerd terwijl ze leren jagen van hun ouders.

Leefgebied
Combinatie van geschikte nestgelegenheid (bos of een bosje) met open land met veel voedsel is ideaal. Jaagt graag in weilanden maar komt ook de steden in op muizenjacht.

Trekvogel?
Broed in Noord Scandinavië en komt in het najaar naar Zuid-Europa maar ook veelvuldig in Nederland.

Voedsel
De buizerd is gek op muizen maar eet ook wel jonge konijntjes. Ook regenwormen, kevers, amfibieën, jonge vogeltjes en aas. Jaagt vooral vanaf zitplaats laag boven de grond. Bidt ook soms, vooral in de zomer in open gebieden.

Bijnaam?
Z’n naam komt uit het Frans: Busard, wat de Engelsen kopieerden in Buzzard. Bekende bijnaam is Muizerd vanwege zijn favoriete hapje. Ook wel Paalzitter want daar zien we ze vaak zitten, zelfs onverstoorbaar pal langs de snelweg. In Vlaanderen noemen ze hem ook wel Zonnedraaier omdat ie bij zonnig weer gebruik makend van de thermiek rondjes zweeft.

Foto: Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: Martin Mollet via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Casarca, Tadorna ferruginea

Algemeen
De casarca is een eendensoort die in toenemende mate in Nederland wordt waargenomen. Met de grootste aantallen in de zomer. Bij een deel van deze vogels gaat het vermoedelijk om ontsnapte exemplaren uit collecties en vogelparken, of nazaten daarvan. Op het Eemmeer worden in augustus tegenwoordig jaarlijks grote groepen casarca’s gezien, die uit Midden-Europa komen. Casarca’s trekken graag op met Nijlganzen

Foto: Piet Munsterman via Saxifraga
Tekst: Vogelbescherming (oktober 2024)

Dipper,

ofwel de zwartbuikwaterspreeuw, Cinclus cinclus cinclus

“Deze boot heeft al een naam: hij heet Shark Predator. Is gemaakt in Canada en best zeldzaam in Nederland. Traditiegetrouw krijgt ònze vloot meestal een vogelnaam.
Dus ik ging op zoek naar een onder??? watervogel, die voorkomt in Nederland, iets met dubbel of met twee, misschien iets met de kleuren blauw of oranje?
Er zijn in ons land verschillende vogels die voor hun voedsel onder water duiken. Bekenden zijn de IJsvogel en de Fuut. Maar er komt één vogelsoort in ons land voor, die al zwemmend in het water en wandelend over de bodem zijn voedsel zoekt: namelijk de Waterspreeuw, de Cinclus cinclus.

Ter bescherming van zijn ogen sluit hij bij het onder water zwemmen het oog af met een transparant membraan, zodat hij een soort duikbril heeft. Onder water gebruikt hij zijn vleugels en poten om zich voort te bewegen. Het is de enige vogelsoort op aarde die dit kan, en in Nederland zijn ze zeldzaam.

In het Engels heeft de Waterspreeuw een grappige bijnaam. Een woord dat de beweging van de vogel omschrijft, maar precies ook de beweging van deze roeiboot! Dat staat prachtig omschreven in het boek Over het water (geschreven door Hans Maarten van den Brink).”

“Ik stelde me voor hoe de […] punt van onze boot door het water schoot,
even duikend op het moment dat wij onze bladen vasthaakten,
dan weer schuin omhoog
en voorwaarts bewegend, duikend, versnellend.”
(Hans Maarten van den Brink)

“Hoewel de naam anders doet vermoeden is de Waterspreeuw geen familie van de spreeuw.
Hij is niet blauw of oranje, maar heeft een donkere buik onder een witte keelvlek en borst.
Zijn naam is: ZwartbuikWaterspreeuw. En zijn bijnaam: ‘the Black-bellied Dipper’.
Ik doop u Dipper en wens u vele jaren een behouden vaart BOVEN WATER!”

Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Tekst: Nella T.

Dodaars, Tachybaptus ruficollis

Algemeen

Ons kleinste fuutje. Schuwe bewoner van ondiep en beschut zoet water. Nog kleiner dan een waterhoentje. Ca 25-30 cm groot met een vleugel spanwijdte van 40-45 cm.

Herkenning

Het dodaarsje is een gedrongen klein fuutje met een kort snaveltje. Rossige wangen, witte vlek aan de snavelbasis en licht kontje. Als je dit schuwe vogeltje al ziet is ie meestal solo en kun je nog net z’n silhouet zien voordat ie onderduikt en je je afvraagt of ie ooit nog boven komt en waar dan…meestal is ie dan foetsjie. Kan lang onder water blijven en meteen naar een veilig plekje zwemmen onder dekking van riet of andere oeverbegroeiing. Op de Eem wel eens in de winter te spotten maar dan is ie onopvallend grijsbruin.

Geluid

Zangvogel achtig geping-ping-ping dat overgaat in meeuwachtig gekras. Om hem of haar te horen moet je in een hinderlaag gaan liggen in je vogel-camouflage tentje, want meestal hoor je hem niet en zie je ‘m alleen nog net wegduiken. Te beluisteren op vogelbescherming.nl.

Broeden

Legt zo’n 5 eieren steeds met een dag tussenpose en broedt die in 3 weken uit. Nest is een drijvend platform van takkenbende in of bij de rietkraag. Jongen kunnen pas na 6 a 7 weken vliegen.

Leefgebied

Leeft op ondiep zoetwater met goede beschutting, vooral rietkragen.

Trekvogel?

Trekken alleen als het echt gaat vriezen en vliegen dan zuidwaarts naar warmere streken.

Voedsel

De dodaars eet insecten, larven en kleine visjes. Duikt wel 2 meter diep voor z’n voedsel.

Bijnaam?

Wordt ook wel Kleine Fuut of Duikertje genoemd. Rondkontje zou ook wel passend zijn, aangezien het een kleine fuutachtige met een opvallend rond kontje betreft.

Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga
Foto: afbeelding van Henk Baptist via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Drieteenmeeuw ofwel de Black-legged Kittiwake, Rissa tridactyla

Algemeen

Middelgrote zeemeeuw van ca 40 cm met een vleugel spanwijdte van rond de 95 cm. De Drieteenmeeuw is een lichtgekleurde meeuw met zwarte poten en als in zwarte inkt gedoopte vleugelpunten. Zul je alleen zien als ze door een storm landinwaarts geblazen worden.

Herkenning

De drieteenmeeuw leeft aan zee, op en rond de kliffen in Noord-Europa. Opvallend licht met de zwarte vleugelpunten en poten. Kleiner dan de zilvermeeuw. Mist de “bloeddruppel” aan de snavel. Enige meeuw die ook wel naar z’n voedsel duikt.

Geluid

Typisch geluid dat ook al in z’n Engelse naam verscholen is: “ki-ti-waoaak”. Ook soms het typische meeuwen geluid “knha-khna-knha”. Check maar eens op vogelbescherming.nl.

Broeden

Broedt hoog op de steile kliffen. Broeden duurt zo’n 4 weken. Jongen vliegen pas uit na een week op 6. Oefenen is er niet bij; vanaf het nest storten ze zich bij de eerste poging uit het nest – en dan maar hopen dat de parachute vanzelf opengaat….

Leefgebied

Op of aan de zee. Grootste kans om deze meeuw te spotten is in de winter op de pier van IJmuiden bij harde wind uit het Noord-Westen.

Trekvogel?

Broedvogels trekken in de winter zo’n 1000 km zuidwaarts langs de Atlantische kust. De jonge vogels die nog niet broeden hangen rond bij Newfoundland in de buurt; hangjongeren zeg maar – hopelijk zorgen ze daar niet voor al te veel overlast (-;

Voedsel

De drieteenmeeuw eet wat de zee te bieden heeft: vis, visafval en kreeftachtigen.

Bijnaam?

Z’n Latijnse naam is Rissa TriDactyla, wat betekent Rita met de 3 tenen. Wordt ook wel Wintermeeuw genoemd in Nederland omdat we deze meeuw alleen in de winter kunnen spotten.

Foto: afbeelding van Louis Parkerson via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Rob Felix via Saxifraga.nl
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Saxifraga.nl
Tekst: Fred Heil

Drijfsijs, bijnaam van de Wilde eend, Anas platyrhynchos

Algemeen

Wie kent ‘m niet; de wilde eend! Zo’n 55 cm met een vleugel spanwijdte van rond de 80 cm. Waarschijnlijk de meest voorkomende vogel op de Eem; turf het maar eens…

Herkenning
De wilde eend is een watervogel, dus waar er water is zijn wilde eenden. Een beschrijving lijkt hier nogal overbodig aangezien het wemelt van deze vogel in ons vaarwater. De dames zijn gehuld in een onopvallend bruin verenkleed, terwijl de mannetjes vooral in de lente pronken met hun groene kop, gele snavel, glanzend bruine borst en zwarte kont getooid met de typische eendenkrul.

Geluid
Typisch gekwaak en gesnater.

Broeden
Broeden doen eenden al vanaf maart in een kuiltje ergens aan de waterkant en het vrouwtje legt soms wel 10 eieren in 1 keer. Broeden duurt zo’n 4 weken. De pluisbolletjes kunnen meteen zwemmen maar pas na een week of 9 kunnen ze zelf vliegen. Voordat ze vliegen is de zelfstandigheid nog ver te zoeken en zwemmen of waggelen ze achter hun ouders aan.

Leefgebied
Op of aan het zoetwater. Meren, plassen, beken, kanalen, rivieren, slootjes, et cetera.

Trekvogel?
De wilde eend is een standvogel en blijft dus het hele jaar in Nederland. In de winter zien we er velen ineengedoken in groepjes op de Eem. Zodra de lentezon zich laat zien gaan de mannetjes weer fanatiek achter de vrouwtjes aan om zo snel mogelijk voor nageslacht te zorgen. De arme vrouwtjes worden soms bijna verzopen door al die hitsige mannetjes die achter ze aan jagen.

Voedsel
De wilde eend is een omnivoor en eet waterplanten, waterdiertjes en gras.

Bijnaam?

Drijfsijs dus!

Maar volgens Van Dales Bargoens woordenboek betekent Drijfsijs ook drol – echt waar (-:

Een andere bekende naam voor de wilde eend is woerd.

Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga.nl
Foto: afbeelding van Ab H Baas via Saxifraga.nl
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga.nl
Tekst: Fred Heil

Duif, maar welke Duif?

Algemeen

Dé Duif bestaat niet. Dus welke duif gaan we hier beschrijven?

De Stadsduif? Nee, die komt in het Groene Graf niet of nauwelijks voor.

De Holenduif? Nou ja die broedt en woont vooral in holen…in de bergen. Ook niet erg toepasselijk dus.

De Houtduif? Tja die dikke dommerik hoort in het bos thuis, al struint ie ook onze tuinen af op zoek naar voedsel.

De Grijze Dakduif? Ja!?

Herkenning
De Grijze Dakduif is een vreemde vogel van middelbare leeftijd die je bij de Eem vaak kunt tegenkomen. Meestal getooid in een blauw verenigings-shirt, -trui of -jasje. Tegenwoordig ook nog gelardeerd met knal geel of oranje hesje om goed op te vallen. Wordt vaak voortgeschreeuwd door dito figuur die richting geeft aan de Grijze Dakduiven groepjes. Ze worden ook wel alleen gespot in de Eem.

Geluid
Typisch gekwaak en gesnater. Gehinnik en gegnuif komt ook voor.

Broeden
Broeden doen Grijze Dakduiven vooral op snode plannen. Het broeden vindt vooral in afzondering plaats maar soms ook in de Recover. Het legsel bestaat uit 1 of meerdere plannen. Het uitbroeden varieert maar duurt zo’n 4 weken tot 4 jaar. De plannen liggen vaak eerst op de plank maar kunnen ook vlot gaan vliegen. Daar is geen peil op te trekken.

Leefgebied
Kan werkelijk overal voorkomen, maar meestal in verenigingen ergens aan het water.

Trekvogel?
De Grijze Dakduif is een standvogel en blijft dus het hele jaar in Nederland. Hoewel ze af en toe even wegvliegen om na één of enkele weken terug te keren.

Voedsel
De Grijze Dakduif is een omnivoor en eet alles wat los en vast zit.

Bijnaam?
Catweazle. Als het behoorlijk waait raakt de Grijze Dakduif in de war en toont dan ook z’n wilde haren. Zie ook de foto.

Foto: Archief BWV de Eem
Tekst: Fred Heil

Fluitzwaan, Cygnus columbianus

Algemeen
Kleine zwaansoort die buitengewoon veel lijkt op de kleine zwaan. Nooit in Nederland gespot, behalve dan als roeiboot op de Eem. Ca 100 cm groot. Kunnen wel 70 (!) jaar oud worden en zijn volstrekt monogaam, dus blijven bij hun gekozen partner “for better and for worse”.

Herkenning
De fluitzwaan lijkt als 2 druppels water op de kleine zwaan, die weer een kleinere versie van de wilde zwaan is. Voornaamste verschil met de kleine zwaan is dat de snavel vrijwel geheel zwart is, met slechts een streepje geel. Compleet wit verenkleed. Alleen de jongen zijn grijsbruin zoals we ook van de in Nederland voorkomende zwanen kennen.

Geluid
De fluitzwaanroep houdt het midden tussen het gegak van ganzen en het getrompetter van kraanvogels. Met een beetje fantasie lijkt het wat op het korte geblaf van jachthonden in de verte. De fluitzwaan maakt dus helemaal geen fluitgeluiden; de naam verwijst naar het geluid van het gefluit dat je hoort als ze overvliegen.

Broeden
Broeden op de toendra’s in Alaska en leggen zo’n 4 eieren.

Leefgebied
Overwintert op kustwateren van Noord Amerika. Broedt in noordelijke streken zoals Alaska.
De latijnse naam toevoeging Columbianus verwijst naar het leefgebied Columbia River.

Trekvogel?
Zoeken na het broeden in Alaska de zuidelijker gelegen kustwateren van Noord Amerika op.

Voedsel
Eet gras op de toendra’s en kwelders. Of “graast” onderwater naar waterplanten in ondiep water.

Bijnaam?
Wordt ook wel toendrazwaan genoemd.

Foto: afbeelding van sterkgelijkende kleine zwaan van Santa via Pixabay.com
Foto: Jan van Holten via Dutch Avifauna
Foto: afbeelding van sterkgelijkende kleine zwaan van Bart Vastenhouw via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Fuut, Podiceps cristatus

Algemeen
De wetenschappelijke naam staat letterlijk voor aarsvoetige met de kuif, want de poten zitten opvallend ver naar achteren op de kont als optimale aandrijving bij het zwemmen en duiken. En de kuif…die spreekt voor zich. Fuut is een verbastering van voet. Stijlvolle duikeend die je eigenlijk altijd wel ziet als je roeit op de Eem. Zo’n 45 cm lang met een spanwijdte van zo’n 85 cm. Zeer talrijke broedvogels in ons land en op ieder zoet water te vinden.

Herkenning
De fuut herken je meteen, of je nu tegenlicht hebt of niet. Slank laag lichaam met zwempoten achterop en een scherp afstekende hals, kop en snavel. Vaak baltsend te zien met mooi weer waarbij ze prachtig tegenover elkaar zwemmen. Ook onmiskenbaar door de zwart wit gestreepte kleintjes die ze op de rug vervoeren, zelfs soms als de jongen daar toch echt wat te groot voor worden.

Geluid
Typische verdragende territoriumroep “rrròòòhhhh rrròòòhhh” dat van ver te horen is. Verder allerlei gakkerige keelklanken.

Broeden
Algemene broedvogel in Nederland. Broedt van maart tot in oktober. Vaak 2 en soms zelfs 3 legsels in een seizoen. Bij de laatste kleintjes vraag je je af of ze de winter zullen overleven…Maakt een nestplatform op het water, liefst verscholen in het riet. Het nest wordt vastgemaakt aan een tak zodat het niet weg kan stromen; slim! Legt ca 4 eieren en broedt die uit in 4 weken. De jongen gaan snel het nest uit en het water in, maar liften wel lekker mee op de rug van hun ouders. Worden nog een week of 10 gevoerd door hun ouders. Blijven ze te lang bedelen dan worden ze weggejaagd door dreigende scherpe snavel.

Leefgebied
Komt in ons hele land voor. Waar zoet water is zijn futen, mits er visjes zijn natuurlijk. Ook wel in brak water te zien.

Trekvogel?
Als het water open blijft in de winter dan blijven ze in groepen op Randmeren, IJsselmeer en ook wel wat op de Noordzee- kustwateren. Ook in de Eem blijven er futen hangen ’s winters. Ze zien er dan wel bleekjes uit. Vriest het water dicht dan zakken ze af naar het zuiden.

Voedsel
Visjes, het maakt ze niet uit welke. Duikt tot zo’n 4 meter diep.

Bijnaam?
Omdat het zo’n veelvoorkomende en opvallende vogel is zijn dat er heel wat.
Meerdraak, Franjeduiker, Kuifduiker, Zilverduiker. Vanuit het buitenland komen Aalsnoeper, Viseend. In Zweden worden ze Kusk genoemd, wat voerman of koetsier (van hun kleintjes) betekent. Vroeger ook wel Satijnduiker genoemd, in de tijd dat hun mooie veertjes nog gebruikt werden voor moffen die de poezelige handjes van adellijke dames ’s winters warm moesten houden.

Foto: Elsemargriet via Pixabay.com
Foto: Jan Nijendijk via Saxifraga
Foto: Martin Mollet via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Gans, maar welke gans?

Dé Gans bestaat niet. De meest voorkomende ganzen in de Eem:
- Grauwe (saaie) gans
- Brandgans
- Canadese gans
- Nijlgans

De nijlgans is een zogenaamde invasieve exoot die we hier in het zonnetje zetten.

Herkenning
De nijlgans is een exotische gans uit Afrika die eind jaren ’60 in Nederland neerstreek. Ze doen het goed hier en hun aantallen zijn daarom enorm gegroeid en inmiddels zie je ze overal in Nederland. Zo’n 70 cm lang met een spanwijdte van ca 140 cm. Ze staan relatief hoog op hun roze poten en hebben een kenmerkende bruine oogvlek. Verder vallen de witte vleugels aan de zijkant op, die vooral tijdens het vliegen erg opvallend zijn.

Geluid
Krassend hard herhalend gekwekker-de-kwek. Kunnen agressief zijn om hun territorium te bewaken en blazen daarbij ook.

Broeden
Nijlganzen broeden vanaf eind maart en het liefst op een verhoogde plek zoals een holle boom. Ook broeden deze lefgozers wel in oude reigers-, ooievaars- of roofvogelnesten. Het legsel bestaat uit een stuk of 7 eieren. Het broeden duurt zo’n 4 weken. Jongen verlaten dan het nest, maar blijven nog lang bij hun ouders. Na een week of 10 kunnen ze ook vliegen.

Leefgebied
Kunnen overal voorkomen in de buurt van water. Ook in stadsparken.

Trekvogel?
De nijlgans is inmiddels een standvogel en blijft dus het hele jaar in Nederland.

Voedsel
Nijlganzen foerageren vooral op grasland waar ze gras en kruiden eten. Ook eten ze waterplanten waaronder fontijnkruid; zouden ze het daarom zo goed doen in Nederland de laatste jaren?

Bijnaam?
Nijlganzen heten ook wel Egytische gans vanwege hun afkomst of Vosgans door de roodbruine rug.

Foto: Nijlgans van plonk66 via Pixabayv.com
Foto: afbeelding van Marijke Verhagen via Saxifraga.nl
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga.nl
Grauwe gans; foto: op Saxifrage.nl van Henk Baptist
Brandgans; foto: op Saxifrage.nl van Jan van der Straaten
Canadese gans; foto: op Saxifrage.nl van Jan van der Straaten
Tekst: Fred Heil

Grote jager, Great skua, Stercorarius skua

Algemeen
Formaat zilvermeeuw, maar donkerbruin met lichtere vlekjes en robuuster. Ca 55 cm groot met een vleugelspanwijdte van rond de 135 cm. Echte kustvogel, die alleen aan land komt bij noordwesterstorm.

Herkenning
De grote jager is een donkere forse zeevogel met opvallende witte vlekken boven en onderop de vleugels die alleen in de vlucht te zien zijn. Stevig gedrongen lichaam. Zwarte haaksnavel om z’n prooi mee te verscheuren…argl!

Geluid
Buiten de broedtijd zeer zwijgzaam. Tijdens broeden lage nasale geluiden. Korte “kwek” als alarmroep.

Broeden
Broedt in kleine kolonies op mens-loze eilanden en is zeer territoriaal; verdedigt z’n plekkie met hand en tand. Legt maar 2 eieren en broedt die ruim 4 weken uit. Jongen vliegen pas uit na een week of 7. Eens van het nest, altijd van het nest.

Leefgebied
Buiten de broedtijd altijd op zee. Hangt rond bij vissersschepen.

Trekvogel?
Yep; trekt van september tot februari naar zuidelijke Atlantische kusten en komt daarbij ook langs de Nederlandse kust.

Voedsel
De grote jager is de aasgier van de zee en heeft een neusje voor het visafval van vissersschepen. Heeft ie honger en zijn er geen vissersschepen in de buurt dan vergrijpt hij zich rustig aan kleinere meeuwen en andere kleine zeevogels.

Bijnaam?
Wordt grote roofmeeuw genoemd of jaagmeeuw.

Foto: Janus Verkerk via Saxifraga
Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Grote stern, the Sandwich Tern,
Thalasseus sandvicensis

Algemeen

Grootste stern in Nederland. Kustvogel die op en rond eilandjes met lage begroeiing leeft. Komt veel voor op de Wadden en in ons Deltagebied. Ca 40 cm groot met een vleugel spanwijdte van rond de 95 cm.

Herkenning

De grote stern is een lichte grote stern. Formaat van een kokmeeuw. Van onder helemaal wit. Bovenkant vleugels lichtgrijs. Zwarte “pet” met kuif achterop. Zwarte lange snavel met gele punt. Zwarte poten. Zeer aerodynamische jager en extreem wendbaar.

Geluid

Scherp, snerpend “karriek karriek”. Bij de broedkolonie is het een enorme kakafonie van alle snerpende sterns door elkaar.

Broeden

Broedt in kolonies op kale eilandjes. Legt 1 of 2 eieren in een kuiltje en broedt die in 4 weken uit. Jongen kunnen pas vliegen na een week of 8. Tot die tijd blijven ze op en bij het nest en worden ze met kleine visjes gevoerd door Pa en Ma.

Leefgebied

Leeft op kale eilandjes in het zoute of brak water. Gaat vaak ver de zee op om visjes te scoren.

Trekvogel?

Yep; trekt van september tot maart naar Afrika; vooral Senegal en Guinee Bissau. Tegenwoordig overwinteren ze ook wel in de Zeeuwse Delta.

Voedsel

De Grote Stern vist op zout water naar spiering, harinkjes en sprot.

Bijnaam

Wordt ook wel zwartkopzeezwaluw genoemd.

Foto: afbeelding van VERNETO via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: afbeelding van Rik Kruit via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Grote zaagbek, ofwel Goosander, Mergus merganser

Algemeen
Grootste Zaagbek in Nederland. Wintergast en zoetwatervogel met voorkeur voor meren die omgeven zijn door bossen. Ca 60 cm groot met een vleugel spanwijdte van rond de 90 cm.

Herkenning
Het grote zaagbek mannetje is een wit-rose diepliggende langgerekte watervogel met donkere rugveren en een donkergroene kop met lange dunne rode snavel. Ze hebben een aparte bobbel in hun nek waar je ze ook aan herkend als je alleen het silhouet ziet. Het vrouwtje is grijzig met een roodbruine kop & nek en een kuif in haar nek in plaats van een bobbel. Door de telescoop is te zien dat de bek getand is; dit is ook zichtbaar als de bek dicht is. Laat je niet misleiden door de Engelse naam, want deze vogel lijkt geheel niet op een gans maar is een echte duikeend.

Geluid
De grote zaagbek is een stille Willie, alleen in de baltstijd kun je ze horen. Hun geluid lijkt dan nog het meest op dat van een kwakende kikker. Soms maken ze er raspende geluiden bij.

Broeden
Broeden meestal met een paar stelletjes bij elkaar (in verband met kinderoppas misschien?). Legt zo’n 10 eieren en broedt die in 4 a 5 weken uit. Jongen worden het nest uit gewerkt na een dag of 2 en meegenomen naar het water. Ze moeten meteen zelf voor hun eten zorgen! Eerst zijn dat vliegjes en na 2 weken schakelen ze langzaam om naar visjes.

Leefgebied
Leeft op grote meren en brede langzaam stromende rivieren die omzoomd zijn door bos. Kan in de winter ook in lagunes en havens gespot worden – als het maar rustig is en er genoeg vis zit (-:

Trekvogel?
Ze broeden in Rusland en Scandinavië en vluchten voor de winterkou naar laaggelegen waterrijke gebieden in Centraal Europa.

Voedsel
De grote zaagbek is een carnivoor. Eet vooral visjes; zitten die eenmaal in zijn zaagtand-bek, dan komen ze nooit meer los. Ook op het menu: kikkertjes, salamandertjes en jonge vogeltjes.

Bijnaam?
Wordt ook wel zaageend of soms vanwege de crèmekleurige buik boterbuik genoemd. In het Duits noemen ze hem Gänsesäger, maar of ie ooit ganzen doormidden zaagt???

Foto: afbeelding van Kathy Büscher via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: afbeelding van Dirk Hilbers via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Grote zee-eend, Melanitta fusca

Algemeen
Deze donkere zee-eend leeft op zee zoals zijn naam als doet vermoeden, maar ook maakt deze eend wel tussenstops op het IJsselmeer en de randmeren om te fourageren. Ca 55 cm groot met een vleugel spanwijdte van rond de 90 cm.

Herkenning
De grote zee-eend is fluweel zwart (mannetje) of bruin (vrouwtje) met een opvallende witte vlek onder het oog en duidelijke witte vleugelstrepen. Trekt vaak op met de zwarte zee-eend (Melanitta nigra). Het is aan de kenners om ze uit elkaar te houden….

Geluid
Als je dichterbij komt is ie waakzaam en stil, maar van verder af kun je het gekwek horen en zachte hoge fluittonen in de baltstijd.

Broeden
Broeden in Noord Scandinavië of Rusland meestal met een paar stelletjes bij elkaar en soms in meeuwen of sternkolonies omdat ze dan niet opvallen tussen al het beweeglijke gekrijs. Legt zo’n 8 eieren die de moeder alleen uitbroed.

Leefgebied
Leven in de winter langs de Atlantische kust in ondiepe kustwateren en baaien met veel schelpdieren. In de zomer in Noord Scandinavië.

Trekvogel?
Trekken inderdaad als het zomerseizoen voorbij is naar het zuiden en na de winter weer vice versa. Gebruiken Nederlandse kust en randmeren dan voor tussenstops tijdens de reis. Worden ook wel gespot op het Eemmeer, bijvoorbeeld vanuit de vogelkijkhut net oostelijk van Eemnes. Je hebt wel een telescoop nodig om ze te kunnen herkennen in de verte!

Voedsel
Eet voornamelijk kokkels en mossels. Daarvoor duikt ie wel 30-40 meter diep als het moet! Eet daarnaast ook kreeftjes, wormpjes, visjes om op gewicht te blijven.

Bijnaam?
Wordt ook wel noordse duiker genoemd of fluweel eend, wat verwijst naar zijn als fluweel glanzende verenkleed. In het Engels heet ie toepasselijk Velvet Scoter.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Marijke Groensmit via waarneming.nl
Foto: Rob Remmerts via waarneming.nl
Tekst: Fred Heil

Grutto, Limosa limosa

Algemeen

Symbolische beschermde weidevogel van Nederlandse slikgronden en weilanden. Zijn naam is een zogenaamde onomatopee; dat wil zeggen dat de naam van de vogel is afgeleid van de roep of zang. Ca 40 cm groot met een vleugel spanwijdte van rond de 70 cm.

Herkenning

De grutto is een vrij grote slanke steltloper met lange rechte puntige snavel en kenmerkende roep. Rossige kop, hals en borst. In vlucht opvallend gestrekte poten en eveneens gestrekte snavel. Dan valt ook de wittige onderkant op en de witte en zwarte band bovenop de staart.
Voor de creatieve geesten onder ons: de kop van de grutto in de foto hierbij wordt wel gebruikt als voorbeeld van een ambigue figuur – je kunt die ook zien als een haas die naar rechts kijkt; de snavelhelften zijn dan de oren van de haas (-;.

Geluid

De grutto roept zijn eigen naam snel achter elkaar “grutto-grutto-grutto!” Roeiend over de Eem (nog) vrij vaak te horen in voorjaar en zomer. Hoor je de grutto weer dan kriebelt de lente meteen weer. Via vogelbescherming.nl kun je z’n kenmerkende geluid te horen krijgen. Dit geluid vergeet je nooit meer…

Broeden

Broeden april-mei ruim 3 weken op 3 a 4 eieren. Het nest ligt diep in hoog gras waar geen of weinig bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn en er nog lekker veldbloemen in het hoge gras staan. De jongen lopen direct van het nest weg op hun lange steltjes. Ze zien er dan uit als eendenkuikentjes maar dan op steltpoten. Nesten worden vaak gemarkeerd zodat ze niet omver gemaaid worden. Het zijn beschermde weidevogels.

Leefgebied

Leeft in groepen in slikgebieden zoals de wadden en op drassige weilanden zoals in de Eempolder!

Trekvogel?

Zeker! Ze houden van een lange zomer dus gaan al in augustus via Frankrijk, Spanje, Portugal richting Afrika. Ze vliegen in één ruk over de Sahara (stoppen heeft daar niet veel zin hè). Komen meestal in maart weer bij ons terug.

Voedsel

De Grutto eet vooral regenwormen. De jongen hebben liever langpootmuggen….

Bijnaam?

Wordt ook wel griet (naar de roep) genoemd of bruin ooievaartje; kijk maar eens hoe parmantig de grutto door het weiland stapt – beetje als een ooievaar.

Foto: Bishnu Sarangi via Pixabay.com
Foto: Mark Zekhuis via Saxifraga
Foto: Rik Kruit via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Harlekijneend, Histrionicus histrionicus

Algemeen

Histrio is Latijn voor “toneelspeler” met een verenkleed als van een bonte harlekijn. Ca 40 cm groot en bewoner van snelstromende beken en rivieren vlak bij de kust. Komt in Nederland niet voor. Misschien wel de best zwemmende eend, want hij roeit z’n hele leven tegen de stroom in.

Herkenning

De harlekijneend heeft een opvallend gevlekt verenkleed; overwegend kleigrijs, maar roestbruine flanken, zwarte hals en kop. Witte vlekken op kop, hals en romp. Vrouwtjes zijn grijsbruin, maar wel met de witte vlekken op kop & hals. Als je denkt deze vogel te zien tijdens het roeien op de Eem wordt het hoogtijd voor een drankje in de recover...

Geluid

De harlekijneend kwaakt niet echt als een eend maar klinkt meer als een pieperig meerkoetje...

Broeden

Broeden in rotsspleten en in de vegetatie aan de rand van snelstromende rivieren.

Leefgebied

Dichtstbijzijnde leefgebied is IJsland, maar komt ook voor aan de kusten van Noord Amerika, Canada, Groenland en Siberië. Leeft in groepjes op snelstromende rivieren en beken aan de kust.

Trekvogel?

Ja toch; in de winter trekken ze naar de zee waar ze ronddobberen tot het weer lente wordt, dan peddelen ze weer stroomopwaarts de rivieren op vanaf de kust.

Voedsel

De harlekijneend eet vooral schelpdieren, visjes, garnalen, waterkevers en regenwormen. Bepaald geen vegetariër dus.

Bijnaam?

Wordt ook wel gekraagde Amerikaanse eend genoemd of (in IJsland) stroomeend.

Foto: iTop Loveliness via Pixabay.com
Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: Rob Felix via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

De Hollandse kwaker 

De Hollandse kwaker is een klein gedomesticeerd eendenras, ook wel witte kwaker genoemd omdat een bekende variëteit wit van kleur is. De eend komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië en is een van de vele varianten van de pekingeend. Over de oorsprong van het ras zijn verschillende hypotheses. Het ras was al bekend in de 19e eeuw en zou van Hollandse oorsprong zijn of meegebracht door Hollandse zeevaarders uit China of Japan, al dan niet als fokproduct. In andere landen zijn ze bekend onder de namen Zwergente (de), Call duck (en) of Canard mignon (fr).

Foto: Marjon Besteman via Pixabay
Tekst: Wikipedia, maart 2023

Ibis, Plegadis falcinellus

Algemeen
De wetenschappelijke naam staat voor “sikkelvormige” – dit slaat op de gebogen snavel. In Afrika komt de heilige (witte) Ibis voor en in Australie een afsplitsing daarvan, maar in Zuid-Europa komt alleen de zwarte ibis voor die hier daarom beschreven wordt. Ca 60 cm en spanwijdte ca 90 cm.

Herkenning
De zwarte ibis ziet er uit als een donkere middelgrote reiger, met de lange naar beneden gekromde snavel als van een wulp. In de zon glanst zijn verenkleed ook wel bruinig & groenig. Lijkt vliegend wat op de aalscholver, maar dan met kromme snavel natuurlijk...

Geluid
De zwarte ibis is een vrij stille vogel die alleen af en toe wat kraakt en knort. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broed vaak in reigerkolonies in bomen naast moerassige gebieden. Broedt ca 3 weken op ca 3 eieren. De jongen vliegen na een week of 4 uit.

Leefgebied
Moerasgebieden, ondiepe meren en natte weilanden in Zuid-Europa. Overnacht in bomen aan de rand van het moeras.

Trekvogel?
Zelfs de zachte winters in Zuid-Europa is al te koud voor deze vogel. Trekt in de winter naar Marokko of Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. Toch zijn er steeds meer stoere exemplaren die in de winter in Spanje blijven hangen.

Voedsel
Eet voornamelijk waterinsecten als watertorren, bootsmannetjes en libellen. Maar ook voorbijkomende krekels en visjes zijn voor de Ibis niet veilig.

Bijnaam?
Wordt ook wel zwarte wulp genoemd wegens het soortgelijke postuur en naar beneden gebogen snavel.

Foto: Hans van der Meulen via nederlandsesoorten.nl
Foto: Hans van der Meulen via nederlandsesoorten.nl
Foto: afbeelding Australische witte ibis van  Beverly Buckley via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

IJseend, Clangula hyemalis en in vertaling (Linnaeus 1766): Anas glacialis

Algemeen
De wetenschappelijke naam Anas glacias staat letterlijk voor IJs-eend. Ca 45 cm lang en heeft een spanwijdte van ca 75 cm. Is een beschermde diersoort.

Herkenning
De ijseend is een zwart-witte zee-eend met een opvallend lange staart. Mannetje heeft in de winter een witte kop met zwarte wangen en zwarte borstvlek, maar in de zomer heeft het mannetje juist een zwarte borst, hals en kop…met witte wangen...Vrouwtje is wat bruiner gevlekt en minder opvallend zoals bij de meeste eenden soorten. Roze snaveldeel is ook opvallend als de zon er op staat.

Geluid
De ijseend is één van de luidruchtigste eenden. Behalve gesnater laat het mannetje ook een soort getoeter horen dat wel wat doet denken aan het getoeter van overvliegende kraanvogels. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Is één van de meest noordelijk broedende vogels en broedt op de toendra’s in de arctische gebieden van het noordelijk halfrond. Maar op onze nieuwe Marker Wadden heeft ook al een paartje gebroed! Broedt laat, in juli & augustus. ca 3 weken op ca 7 eieren. Nestelt in paartjes, vaak bij noordse sterns of roodhalsganzen die zeer oplettend zijn als het gaat om rovers.

Leefgebied
Leeft van voorjaar tot herfst in het Hoge Noorden en reist in de winter wat naar het zuiden (voornamelijk Oostzee), want in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, heeft de IJseend een hekel aan…ijs. Leeft op zee en moet kunnen peddelen, net als wij roeiers eigenlijk…

Trekvogel?
De ijseend gaat dus niet al te ver op Wintervakantie en blijft hangen boven de 50e breedtegraad. Bezoekt dan de Oostzee en Noord-West Europa.

Voedsel
Eet voornamelijk schelpdieren en kreeftachtigen. Duiken daarbij tot wel 10 meter diep!

Bijnaam?
Wordt ook wel Wintereend genoemd, vandaar Clangula hyemalis, omdat we hem alleen als wintergast in Nederland kunnen zien op de Waddenzee en het IJsselmeer. Ook wel ZeeFazant vanwege het leven op zee en de lange fazantachtige staart.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Bart Vastenhouw via Sagifraga
Foto: Bart Vastenhouw via Sagifraga
Tekst: Fred Heil

IJsvogel, Alcedo atthis

Algemeen

Misschien wel onze mooiste riviervogel? Klein maar fijn, supersnel en zeer doeltreffend. Als een dolkstoot schiet hij het water in om kleine visjes te vangen waarmee ie dan naar een overhangende tak vliegt om daar het visje naar binnen te werken. Maar zijn naam is misleidend want ijs heeft ie een hekel aan, want ja, dan kun je geen vis meer vangen…
Ca 18 cm lang met een spanwijdte van ca 25 cm.

Herkenning

De ijsvogel is onmiskenbaar: klein stil vogeltje dat met zijn knalblauwe veren op kop en vleugels met oranje bruine borst op takken zit die horizontaal over het water van rivieren en beken hangen. Van daar af overziet hij zijn viswater. Vliegt van overhangende tak naar overhangende tak verderop. Als een blauwe streep zie je hem dan in je ooghoek in een rechte lijn laag over het water vliegen. Vliegt alweer verder nog voordat we roeiend op zijn hoogte gekomen zijn want het is een vrij schuwe vogel in Nederland. Meestal ziet dus alleen de stuurman of stuurvrouw hem wegvliegen (-:

Geluid

De ijsvogel piept alleen wat. Meestal hoor je vlak voordat ie van z’n tak wegvliegt het hoge schelle piepfluitje en weg is ie. Dan moet je dus even om je heen kijken of je hem ziet! Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden

Broedt al in februari/maart en ze graven daarvoor tunnels van een halve meter in de oever van de rivier. Broedt meestal 2 maal en per legsel zo’n 6 eieren. Broeden die in 3 weken uit. Na een maand op het veilige tunnelnest vliegen de jongen uit. Hopelijk krijgen ze dan een zonnebrilletje mee, want tot dan toe leefden ze in het donker…

Leefgebied

Leeft langs rivieren en beekjes of omzoomde meren. Overhangende takken zijn een must, evenals visrijk water.

Trekvogel?

In principe niet, maar als de winter streng is en de rivieren en beken vriezen dicht gaat ie zuidwaarts op zoek naar voedsel. Als ie dat niet binnen een paar dagen vindt dan overleven ze het niet.

Voedsel

Kleine visjes en libellelarven. Gefriemel in z’n buik vindt ie niet fijn, dus het vers gevangen visje wordt eerst doodgeslagen tegen de tak waar hij op zit…

Bijnamen?

De ijsvogel heeft diverse bijnamen. In Frankrijk is Bluet (blauwtje) gebruikelijk. In Duitsland Blau(w)specht vanwege de enorme specht snavel. De Vlamingen spreken van IJspauwtje wat toch ook wel heel toepasselijk is vanwege het prachtige opvallende verenkleed. De Engelsen noemen hem Kingfisher; ook wel mooi dat zo’n klein vogeltje de Koning van de vissers genoemd wordt! En wat te denken van het Spaanse Guardarrio – de Rivierwachter. Ik zou er aan toe willen voegen: De Blauwe Flits (-:

Foto: afbeelding van footiechic via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Jan-van-gent, Morus bassanus; vroeger Sula bassana

Algemeen
Prachtige zeevogel met in verhouding heel veel vleugel waardoor hij elegant zweeft op de wind en af en toe als een torpedo de zee in duikt op jacht naar vis. Je zou het kunnen zien als het kleine broertje/zusje van de albatros, al is het familie van de pelikaan (huh?). Wetenschappelijke naam komt van Bass Rock, een rotseiland voor de kust bij Edinburgh waar ze broeden. Ca 90 cm lang met een spanwijdte van ca 170 cm.

Herkenning

De jan-van-gent is makkelijk te herkennen; een grote sierlijke zeevogel met lange slanke vleugels die in een zwarte punt uitlopen. Oranjige kop, zwart masker met blauwe kraaloogen en een forse grijze bek. Altijd op zee te vinden.

Geluid
De jan-van-gent is op zee stil, maar in broedkolonies kunnen ze behoorlijk luidruchtig zijn. Beetje als de aalscholver roept hij “krauw-krauw-krauw”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt in april/mei dicht op elkaar in kolonies op rotseilanden. Er wordt 1 ei per keer uitgebroed en na 90 dagen vliegt het jong uit.

Leefgebied
Leeft op zee en klifkusten, wijdverspreid over de wereld.

Trekvogel?
Alleen de jongen zakken af naar het zuiden. De rest volgt scholen vis in de buurt. In het najaar zijn ze bij harde aanlandige wind ook aan onze kusten te bewonderen. Bijvoorbeeld bij harde westelijke wind naar de pier van IJmuiden.

Voedsel
Allerlei vissen tot zo’n 30 cm lengte. Duiken op hoge snelheid scholen vis in, tot wel 25 meter diep!

Bijnaam?
De jan-van-gent wordt in het Duits ook wel Witte ZeeRaaf genoemd. De Engelsen zeggen Spectacled Goose oftewel Gebrilde Gans, maar de Engelsen hebben zelf een brilletje nodig want hij lijkt totaal niet op een Gans…In Spanje & Portugal heet ie Alcatraz wat een woord is voor spectaculaire duikvlucht. Het Franse Fou de Bassan is een gekke verwijzing naar Bass Rock (-; In het verlengde daarvan ligt het Vlaamse ZeeZot door z’n licht-komische uiterlijk.

Foto: afbeelding van Wolfgang Vogt via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Janus Verkerk via Saxifraga
Foto: afbeelding van Janus Verkerk via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kanoet, ook wel Kanoet Strandloper, Calidris canutus

Algemeen

Veelvoorkomende grootste strandloper die je van september tot mei aan de Nederlandse stranden kunt vinden, meestal in groepen. Ca 25 cm lang met een spanwijdte van ca 50 cm, formaat tureluur.

Herkenning
De kanoet strandloper is de meest voorkomende strandloper in Nederland. In de winter zien ze er uit als een grote strandmus zou je kunnen zeggen (foto 2). In de lente & zomer hebben ze een rossige borst (foto 3) die in de herfst weer langzaam vervaagd. Beetje gedrongen en plompige strandloper met een relatief korte dikke snavel. Lichtgekleurde buik, zwarte snavel en okerkleurige tot zwarte poten.

Geluid
De kanoet strandloper is meestal samen in een grotere groep te vinden en het “kiew kiew kiew” is dan niet van de lucht. In de vlucht klinkt af en toe een vrij hoog geluid dat zich het best laat omschrijven als “kíe-ke-boe” of “zóek-me-dan”… Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Legt in juni 3 of 4 eieren in een ondiep kuiltje. Vader en moeder broeden allebei en samen zo’n 3 weken. Als de eieren uitkomen gaat moeder er vandoor. De kleintjes scharrelen dan nog 3 weken achter vader aan voordat ze uitvliegen.

Leefgebied
Strand en zanderig wad in heel Europa van september tot in mei. Ook wel te zien op strekdammen. In de zomermaanden broedend op de arctische toendra.

Trekvogel?
Zeker; van de broedgebieden rond de poolcirkel zakken ze in de in het najaar naar het zuiden. Veel overwinteren aan de randen van de Waddenzee, sommigen zoeken zuidelijker strand en slikgebieden op.

Voedsel
Eten in de winter kleine schaaldieren. Hun sterke snavel wrikt of hamert ze makkelijk open. Eet dan ook wel slakjes en pieren. In het broedgebied eten ze spinnetjes, slakjes en wormen, maar ook zaden en bloemknoppen.

Bijnaam?
De kanoet is een onopvallende vogel op het strand die daarom ook weinig tot geen bijnamen heeft uitgelokt. De naam zou te maken kunnen hebben met de Koning K(a)nut II de Grote van Denemarken, Noorwegen en Engeland (leefde van 995-1035 NC); hij probeerde volgens de overlevering op het strand de opkomende vloed terug te dringen, net zoals het soms lijkt dat de strandlopers op het strand doen. Vanwege het gedrongen uiterlijk ook wel Knot of Knoet genoemd.

Foto: Hans van der Meulen via nederlandsessoorten.nl
Foto: Luc Hoogenstein via Saxifraga
Foto: Piet Munsterman via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Karekiet, Acrocephalus arundinaceus (grote karekiet)

De grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) is een zangvogel uit de familie Acrocephalidae. De trekvogel broedt in Europa en delen van Azië en overwintert in Afrika. De soort wordt in het algemeen niet bedreigd, maar is in Nederland en België in de twintigste eeuw sterk achteruit gegaan en staat daarom als bedreigd op de rode lijst.

Binnen zijn geslacht is de grote karekiet de grootste (18-20 cm), sterk gelijkend op de kortere kleine karekiet (±13 cm). Zijn snavel is zwaarder in verhouding tot de andere, maar niet uitgesproken langer. De bovenzijde van zijn veren is warmbruin getint, met weinig expliciete kenmerken, uitstekend als camouflagekleur tussen het riet. Net als bij de andere rietzangers heeft hij een tekening op zijn kop; een crèmekleurige wenkbrauwstreep en donkere oogstreep. De poten zijn grijs. Vaak aangetroffen met ver opengesperde bek al fluitend, met licht opgerichte kruin tussen het riet.

Foto: Joerg Mager via Saxifraga
Foto: Doop van de Karekiet, 6 oktober 1968
Foto: Maarten en Roel roeien de boot van Hemus terug naar De Eem. Cobi stuurt.

Boven in de hal van het clubgebouw van BWV de Eem staat een stukje van de Karekiet, ooit een twee-met (boordboot met stuur). De romp is gemaakt van mahoniehout en beslagen met koper. In zijn oude vorm was de boot voorzien van koperen dollen en slidings. Over de dekjes was flexibel materiaal gespannen (taft) en vastgeplakt.
Deze gladde boordboot, gebouwd in 1962, is in 1968 als jubileumgeschenk aangeboden aan de vereniging.

De Baarnsche Courant deed verslag:
Op zondagmorgen zes oktober (red: 1968) is het grote moment aangebroken om de met vier vlaggen bedekte boten te dopen. Twee maasgieken – voor instructie – en twee raceboten – Karekiet, de gladde II en de Lepelaar, de overnaadse II, door de dames Bakker en Van Ree, geassisteerd door de bootsman. Traditie getrouw waren het watervogelnamen.(…) Door de aankopen van een gladde twee is er een nieuw tijdperk aangebroken voor de vereniging, want nu kan er – na een gedegen training – deelgenomen worden aan racewedstrijden.

De geschiedenis verhaalt niet of er inderdaad wedstrijden in gevaren zijn.
Oud-voorzitter en erelid Carel Frankema weet nog: ”De boot hing aan het dak in de oude loods. Na de jaren eind 1970-1980 kwamen we boten tekort. We hebben toen de Karekiet weer wat opgelapt.

Het was een prima type boot voor boordinstructie. Jammer genoeg weinig gebruikt, omdat hij moeilijk is om in te varen, mede omdat de stuur verstorend op de balans kan zijn.
Hemus had de Karekiet overgenomen, totdat hij ook daar overbodig werd. Onze vereniging mocht hem weer terug hebben. Hemus bleek de boot prachtig te hebben onderhouden. Maarten, Roel en ik, hebben de boot roeiend teruggehaald.

Maar helaas: hout is uit, plaatsgebrek deed de rest en de Karekiet werd buiten gelegd…..
Ons medelid Rudi von Bartheld heeft er nu voor gezorgd dat de Karekiet, wat er nog van over is, in zijn oude glorie is hersteld.
Het is goed om te zien en te weten waar we ooit in geroeid hebben.
Cobi van den Berg

Tekst vogel: Wikipedia (juli 2024); tekst over de boot: Cobi van den Berg

Kemphaan, Philomachus pugnax

De kemphaan is een vogel uit de familie van snipachtigen (Scolopacidae). Hun voedsel bestaat uit insecten en larven. De soort staat op de rode lijst doordat hun favoriete biotoop sterk afneemt. In Noord-Nederland komen kemphanen in het broedseizoen voor, net als in de rest van Noord- en Noordoost-Europa. In de winter trekken de dieren naar de kust van Zuid-Engeland en de Middellandse Zee. In het Nederlands taalgebruik wordt de term kemphaan figuurlijk gebruikt om een ruziezoeker aan te duiden.

Foto: Karsten Madsen via Pixabay.com
Tekst: Wikipedia

Kiekendief, Circus aeruginosus (=bruine kiekendief)

Algemeen
De kiekendief is een te breed begrip; welke kiekendief bedoelde de naamgever van deze boot eigenlijk? Er is een blauwe, een bruine en een grauwe kiekendief…Voor hier gaan we uit van de bruine kiekendief want die zien we regelmatig langs de Eem vliegen. Ca 50 cm lang met een spanwijdte van ca 130 cm. Kieken staat voor de kuikentjes die zijn favoriete prooi zijn….

Herkenning
De bruine kiekendief lijkt wel wat op een slanke uitvoering van een buizerd. Heeft een kenmerkende zweefvlucht laag boven land langs oevers of bij moerassige gebieden en rietlanden. Heeft de vleugels in een lichte V-vorm (zie foto) staan wat zeer kenmerkend is voor deze vogel.

Geluid
De bruine kiekendief roept hoog en scherp “hie-je…” maar dit hoor je lang zo vaak niet als het “pieeuw!” van de buizerd die hoog in de lucht cirkelt. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt 1 maal per seizoen in april/mei op ca 4 eieren. Nestelt in het riet. Broedt ca 5 weken en dan duurt het nog 5 weken voordat de jongen goed kunnen vliegen. Worden daarna nog geruime tijd bijgevoerd door de ouders.

Leefgebied
Meestal te zien zwevend laag boven rietlanden, moerasgebieden of grasland. Ook bij slootjes met riet zoals de Eem (-;

Trekvogel?
Zakken in de herfst af naar Zuid-Europa en Noord-Afrika om in de vroege lente weer terug te komen. Kan ook blijven hangen als het niet te koud is en er nog genoeg te eten is in Nederland.

Voedsel
De kiekendief eet muizen, jonge vogeltjes, kikkers en ook wel aas/roadkill.

(Bij)naam
De bruine kiekendief wordt in Engeland de Marsch Harrier genoemd. Heel toepasselijk want hij zweeft laag over moerassige gebieden of vochtige weilanden op zoek naar prooi. In Nederland ook wel Muizenbijter of Pullenvreter, omdat ze ook wel pullen pakken (jonge pluizige eendjes). Ook wel Spanvogel geheten vanwege de wijd uitgespreide vleugelpunt veren.

Foto: afbeelding van Martin Mollet via Saxifraga
Foto: afbeelding van Martin Mollet via Saxifraga
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Klein jantje, oftewel Winterkoninkje, Troglodytes troglodytes

Algemeen

De wetenschappelijke naam staat letterlijk voor “hol-duiker”, waarschijnlijk omdat z’n nestje een holletje is. Het kleinste vogeltje uit onze (boten)lijst, maar met de meeste bijnamen; daarover verderop meer. Slechts ca 9 cm lang, behoorlijk onzichtbaar maar toch één van de talrijkste broedvogels in ons land.

Herkenning

De winterkoning is een muizig klein maar parmantig vogeltje dat onopvallend door heggen en struiken heen hipt maar een hele heldere zang laat horen. Als je hem in het vizier krijgt, zie je dat hij een wipstaartje heeft.

Geluid

Ongelooflijk luid gezang voor zo’n klein vogeltje met trillers erdoor. Melodieus ook nog, behalve wanneer er gevaar dreigt dan hoor je een hard “trrrrrrrr”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden

Algemene broedvogel in Nederland. Een meester in het onzichtbaar houden van z’n nestholletje. Broed in heggen of dichte klimop. Vliegt eerst heel sneaky ergens de heg in en hipt dan onzichtbaar naar het nestje. Broedt ca 6 eitjes uit in 2 weken. Na een week of 3 vliegen de jongen uit, maar proberen ze nog wel van pa en ma wat eten te krijgen. Waarom moeilijk doen als t makkelijk kan nietwaar?

Leefgebied

Komt in ons hele land voor. Waar dicht struikgewas en heggen zijn is de winterkoning.

Trekvogel?

De winterkoninkjes uit Scandinavië zakken af naar onze streken in de winter, want ondanks zijn naam kan de winterkoning niet tegen strenge winters.

Voedsel

Met hun kleine spitse snaveltje eten ze alles wat in tuinen leeft en mini is; insectjes, rupsjes, spinnetjes, larfjes en zaadjes.

(Bij)naam

Heeft u even?
De winterkoning komt aan z’n naam door een Griekse sage. De vogels zouden diegene tot koning kiezen die het hoogste kon vliegen. Hoewel het er naar uitzag dat de arend dit zou winnen, had het winterkoninkje – zoals we hem graag noemen – zich ongemerkt op de rug van de grote vogel genesteld en was hij, toen de arend hoog genoeg dacht te zijn, daar bovenuit gevlogen, zodat het kleinste vogeltje koning moest worden. Vele vogels namen daar geen genoegen mee en ze vonden nu dat een koning ook het diepst in de aarde moest kunnen komen. Het winterkoninkje dook in een muizenhol en bleek hiermee opnieuw te hebben gewonnen. Nu werd een uil bij het muizengat geposteerd om het winterkoninkje te beletten er eventueel ‘s nachts uit te komen. De uil viel echter in slaap, het winterkoninkje vloog weg en werd vervolgens tot koning uitgeroepen. ‘Dit muisje had nog wel een staartje’ voor de uil. Hij werd door andere zangvogels uitgejouwd, durfde zich overdag niet meer te vertonen en gaat sindsdien alleen ‘s nachts op jacht. Maar ook het winterkoninkje bleef op zijn hoede en sluipt sindsdien verdekt door dicht kreupelhout.
Bijnamen heeft het winterkoninkje te over. Wat dacht u van het Franse Oeil de boeuf – osseoog – want hij is net zo groot en net zo bruin. Of het Spaanse Castañita – kleine kastanje? De Vlamingen zeggen wel Poverke – zielig klein manneke. De Friezen zeggen wel Duumpke en in Twente heet ie ook wel Tietertje. Klein Duimpje, Muisje, Heggekruipertje of Wipstaartje zijn nog maar een paar voorbeelden van al zijn bijnamen. Voel u vrij om er nog zelf 1 bij te verzinnen (-:

Foto: afbeelding van Naturelady via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Luc Hoogenstein via Saxifraga
Foto: afbeelding van Rudmer Zwerver via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kleine alk, Alle alle

Algemeen
Kleine hoog-arctische zeevogel, ongeveer zo groot als een Spreeuw. Ca 18 cm lang met een spanwijdte van ca 45 cm. Vliegt in troepjes rechtlijnig laag door de golfdalen.

Herkenning
De kleine alk is een zwart-wit dobbertje van de arctische zeeën en die ga je roeiend niet tegenkomen, tenzij je wel héél erg uit koers bent geraakt…Ravenzwart koppie en geen nek om beter tegen de kou beschermd te zijn. Een snavel als een notenkraker om krabbetjes te kraken. Lijkt wel een mini pinguinnetje die ook zeer snel onder water “vliegt”.

Geluid
Opgewonden hoog nasaal “wek-ek-ek-ek”. Vaak in grote groepen bij elkaar en dan kan het een kakofonisch gekekker zijn. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt in juni op bv Spitsbergen en Nova Zembla. Broedt 1 ei uit in 4 weken. Na een maand op het nest vliegen de jongen uit.

Leefgebied
In de arctische zeeën. Leeft alleen op land tijdens het broeden.

Trekvogel?
Ze overwinteren in de Noordelijke Atlantische Oceaan; niet de beste zonbestemming zou je denken...

Voedsel
Wat heeft dit kleine maar stoere zeevogeltje met balijnwalvissen gemeen? Ze eten ook voornamelijk plankton.

Bijnaam?
De kleine alk wordt ook wel Zeerotsje of Zeeduifje genoemd, maar ook oneerbiedig Zeedrol. In Duitsland noemen ze hem Krabbenduiker, in Canada Knoest omdat het een wonder is dat zo’n klein vogeltje de poolkou kan trotseren, dus is ie keihard. Nederlandse walvisvaarders van weleer noemden hem Zeemus vanwege z’n formaat en snavelvorm.

Foto: afbeelding van Kees Venneker via nederlandsesoorten.nl
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Kleine jager, Stercorarius parasiticus

Algemeen
Deze zwartachtige jagende roofmeeuw is één en al vleugel en ontfutselt visjes aan andere zeevogels. Ca. 45 cm lang met een spanwijdte van ca. 120 cm.

Herkenning
De kleine jager is te herkennen als zwartige snelle roofmeeuw die achter meeuwen en sterns aanjaagt om hun voedsel te roven. Komt in de herfst aan onze kust voor en bestaat ook in lichtere varianten. Opvallende verlengde middelste staartveren helpt ze makkelijk te onderscheiden van (storm)meeuwen.

Geluid
Sneaky bastard; dus meestal stil om meeuwen in de lucht te kunnen besluipen. Alleen in broedtijd te horen en klinkt dan meeuwachtig. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt in mei/juni op de toendra’s in het hoge Noorden. Broedt 2 eieren uit in 4 weken. Na een maand op het nest vliegen de jongen uit.

Leefgebied
Leeft op open zee of in kustgebieden. Is gemaakt om te vliegen en zeker niet om te lopen; dat ziet er onbeholpen uit.

Trekvogel?
Komen in de herfst vanuit het hoge Noorden langs Nederland, onderweg naar zuidelijker oorden. Ze zijn vliegensvlug dus je zult ze niet rustig zien overtrekken…

Voedsel
De kleine jager zit net zo lang achter meeuwen en sterns aan tot ze hun vers gevangen visje loslaten of hun voedsel zelfs opbraken om van deze parasiet af te zijn.

Bijnaam?
De kleine jager wordt door de Friezen wel Zeevalk genoemd door zijn valkachtige aanvalsvluchten. De Engelsen noemen hem Parasitic Jaeger, de Belgen Kleine Meeuwjager omdat vooral meeuwen zijn slachtoffer zijn. Vreemde bijnaam is Kleine Strontjager omdat ze ook wel vliegend meeuwenbraaksel uit de lucht happen…lekker hoor )-:.

Foto: AWeith via Wikipedia
Foto: Peter Stein via Saxifraga
Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kleine zwaan, Cygnus bewickii

Algemeen

Kleine variant van de wilde zwaan. Dankt zijn wetenschappelijke naam aan de Engelse vogeltekenaar Thomas Bewick, die de houtgravure-techniek introduceerde. Ca. 120 cm lang met een spanwijdte van ca. 180 cm. De wilde zwaan meet respectievelijk 150 en 240 cm.

Herkenning

De kleine zwaan ziet er net zo uit als de wilde zwaan, maar dan wat kleiner. Beide hebben gele snavels die uitlopen in een zwarte punt, maar bij de kleine zwaan loopt het geel veel minder ver door naar de punt.

Geluid

De kleine zwaan maakt een toeterend “hoeterdehoe…”-geluid. Typisch zwanen sound zou ik zeggen. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden

Broedt in mei/juni op de toendra’s in het hoge Noorden. Broedt 4 eieren uit in 4 weken. Na een maand op het nest vliegen de dan nog grauwgrijze jongen uit.

Leefgebied

Leeft zomers op de toendra’s maar in de winter op de Europese graslanden en ondiepe meren zoals bijvoorbeeld Veluwemeer en Lauwersmeer.

Trekvogel?

Komen in de herfst vanuit het hoge Noorden naar Nederland en Duitsland. Maar liefst drie kwart van de wereldpopulatie woont ’s winters in Nederland!

Voedsel

Voorkeursvoedsel van de kleine zwaan is het eiwitrijke gras op onze (ondergelopen) graslanden. Ook scharrelen ze op akkers om de restanten van de mais en aardappelen oogst op te eten.

Bijnamen

De kleine zwaan is waarschijnlijk de vogel met de minste bijnamen uit onze roeivloot. Alleen de Russen noemen deze vogel de Toendra Zwaan, naar zijn broedgebied. Misschien zou Ganszwaantje of Zwaangans wat zijn?

Foto: Zhu Bing via Pixabay.com
Foto: Bart Vastenhouw via Saxifraga
Foto: Jan Nijendijk via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kloek, oftewel Klokhen of Moederkip

Algemeen
De kloek is eigenlijk een figuurlijke vogel. Synoniem voor alle moeders die toegewijd hun eieren uitbroeden of hun jongen beschermen als die nog heel jong zijn. Om de één of andere reden wordt kloek ook gebruikt als bijvoeglijk naamwoord om aan te geven dat iemand stevig optreedt en zich niet zomaar opzij laat zetten. Dat geldt inderdaad ook voor moeders met jonge kinderen…kom niet aan hun kroost want dan zwaait er wat!

Herkenning
De kloek is meestal een hen/moederkip. Die zijn er in allerlei soorten en maten en kleuren. De kloek bevindt zich op het nest waar ze haar eieren uitbroedt of jonkies warm houdt onder haar vleugels. Ook rondscharrelend te zien met schattige kuikentjes dichtbij haar. Luid tokkend om de boel bij elkaar te houden.

Geluid
De kloek of klokhen dankt haar naam aan het geluid dat een broedse kip maakt: “kloek-kloek-kloek” of (dialect) “klok-klok-klok”.

Broeden
Broedtijd van nature van februari tot juni, maar als huisdier in een warme beschutte omgeving als huisdier broedt de kloek het hele jaar door. Broedt tot wel 10 eieren uit in 3 weken. De kuikentjes blijven eerst lekker onder moeders vleugels zitten en scharrelen achter haar aan de eerste weken en gaan langzaamaan zelf op avontuur.

Leefgebied
Bij de mens in de buurt en nooit ver van een knap kippenhok vandaan waar ze, als het gaat schemeren, lekker op stok gaan.

Trekvogel?
Nou nee; ze komen nauwelijks boven de tuinschutting uit. In een dolle bui halen ze soms de onderste tak van een boom, maar als ze broeden of kuikens hebben komen ze niet van de grond af en blijven ze in en rond hun nest rondstruinen. In de winter zitten de dames meer binnen te tokken, met mooi weer flaneren ze over het erf.

Voedsel
De kloek eet met name allerhande zaadjes, grassen en mais.

Bijnaam?
Kloek is zelf een bijnaam van de broedende kip. Aparte naam voor een roeiboot eigenlijk. Misschien zou Haantje de Voorste een wat ambitieuzere naam geweest zijn…

Foto: afbeelding van Bernhard Falkinger via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Kluut, Recurvirostra avosetta

Algemeen
De kluut is een sierlijke snip-achtige waadvogel. Ca 45 cm lang en ca 80 cm spanwijde.

Herkenning
De kluut is onmiskenbaar: slanke zwart-witte waadvogel met opgewipte snavel die hij gebruikt om uit het water voedsel te zeven. Lange lichtblauwe poten.

Geluid
De kluut is een onatopee, dus zijn naam komt van zijn roep: “kluut…kluut!”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt in kolonies van april tot in juni op 3 a 4 eieren. Nest is een knikkerkuiltje in de grond. Broedt 3,5 week en het duurt ca 5 a 6 weken voordat de jongen kunnen vliegen en dan zijn ze ook weg ook.

Leefgebied
Te vinden op zoute slikgebieden. Vaak ook in nieuwe gebieden zoals de Markerwadden. Als de begroeiing toeneemt gaat hij weer op zoek naar een nieuw gebied. Gaat ook wel fourageren op ondiepe plassen zoals die tegenover de roeiloods aan de andere kant van de Eem!

Trekvogel?
Reist in de herfst naar Zuid-West Europa en Noord-West Afrika. Blijft door de zachtere winters tegenwoordig ook wel overwinteren in Nederland. De trekvogels keren februari/maart weer terug.

Voedsel
De kluut zeeft met zijn kromme snavel garnaaltjes, kreeftjes, zoutwaterduizendpoten en allerlei larfjes uit het ondiepe water. Hij maakt daarbij van links naar rechts maaiende bewegingen, alsof zijn snavel een zeis is.

Bijnaam?
De kluut wordt in Frankrijk wel Oiseau-Pipe genoemd; vogel met de pijp. De Noord-Duitsers noemen hem de Schüffel Greet, oftewel Schoffel Grutto. In Nederland ook wel Sabelbek of Omgekeerde Wulpebek.

Foto: afbeelding van Evgeni Tcherkasski via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Foto: afbeelding van Jan van der Straaten via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kneutje, Carduelis cannabina

Algemeen

Het kneutje is een kleine vinkensoort die zijn naam dankt aan het kneuterige geluid dat hij maakt. De wetenschappelijke naam verwijst naar Cannabis, niet omdat hij aan softdrugs verslaafd is, maar wel omdat het kneutje veel te vinden is in hennepvelden waar hij de zaadjes uitpikt.

Herkenning
Het kneutje is een typische vinkensoort die je ziet in distelstruiken, heidestruiken of vlas en hennepvelden. Typisch is de karmijnrode borst en baret, waardoor je hem direct herkent. In groepjes bij elkaar. Kom je te dichtbij dan vliegen ze tegelijk golvend en kneuterend weg. Het vrouwtje is onopvallend bruinig terwijl het mannetje kleur bekent.

Geluid
Het kneutje maakt een kenmerkend knutterend of kneuterig geluid. In groepjes gemoedelijk kwetterend met elkaar. Zo praten vogels dus over koetjes en kalfjes zou je denken. Luister maar eens via vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt van half april tot in juli in dichte struiken in half open terrein zoals de duinen of heide. Broedt ca 5 eieren uit in 2 weken en komt daarom vaak tot 2 of 3 broedsels per seizoen. Na ruim 2 weken op het nest vliegen de jongen uit, maar blijven nog wel een aantal weken bij hun ouders hangen.

Leefgebied
Te vinden in de duinen en struikheide. Of in hennep- of vlasvelden.

Trekvogel?
Zakken in de herfst af naar Spanje en Marokko.

Voedsel
Het kneutje is een echte zaadeter en zoekt plekken waar grassen en kruiden groeien. Houden van oliezaden zoals lijnzaad, koolzaad, mosterdzaad. Vaak te vinden op distels en paardenbloemen (als dat blaasbloemen geworden zijn).

Bijnaam?
Het kneutje heet ook wel Vlasvink omdat hij in vlasvelden te vinden is waar hij de lijnzaadjes van eet. In Limburg ook wel Vlamvink genoemd vanwege de vlammende borsttekening en kleur. Heivink of Heikneuter is ook gebruikelijk omdat hij op heide met losstaande struiken voorkomt. Robijntje mag ook, vanwege het rode borstje van het mannetje. En in Twente noemen ze hem Tukker of Tukkertje (-: dit vanwege zijn kneuterige geluid.

Foto: Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: Jan Nijendijk via Saxifraga
Foto: Piet Munsterman via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Koperwiek, Turdus iliacus

Algemeen

De koperwiek is een lijster met koperrode oksels die ook in de vlucht zichtbaar zijn. Alleen in najaar en winter in ons land als ze her en der bessenstrijken kunnen plunderen. 20 cm lang.

Herkenning

De koperwiek lijkt wel op de zanglijster, maar heeft opvallend roestbruin gekleurde oksels en brede roomwit tot gelige wenkbrauwstrepen. Te vinden in bessenstuiken en wijngaarden in najaar en winter.

Geluid

De koperwiek in vlucht roept hoog en scherp “psrieee…”. Zitten in besrijke struiken meestal “tsjuuk…..tsjuuk…” Luister maar eens via vogelbescherming.nl

Broeden

Broedt van mei tot in juli meestal 2 keer op ca 5 eieren. Nest is een kommetje van gras, mos en twijgjes op de grond in dicht struikgewas. Het duurt ca 2 weken voordat de jongen kunnen vliegen en ze worden dan nog 2 weken door hun ouders onderhouden voordat ze hun eigen kostje bij elkaar scharrelen.

Leefgebied

Te vinden in parken, tuinen of duinen met bessenstruiken of op weilanden. In het broedseizoen veelal in Scandinavische naaldbossen.

Trekvogel?

Zakken in de herfst af vanuit Scandinavië naar Midden-Europa en zijn dan te vinden van Nederland tot in Spanje.

Voedsel

De koperwiek eet in de herfst en winter vooral bessen, wormen en zaden. In de broedtijd vooral wormen, maar ook slakken en insecten.

Bijnaam?

De koperwiek wordt ook wel Flanklijster genoemd vanwege zijn roestkleurige flanken. Op Texel ook wel Ketellapper genoemd, naar het oude ambacht van (koperen)ketellapper. Mooist is zijn naam misschien wel in het Frans: Roselle; met een vleugje rozen op de flanken. Hier en daar Wijnlijster genoemd vanwege z’n voorliefde voor druiven.

Foto: afbeelding van Dr. Georg Wietschorke via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga
Foto: afbeelding van Bart Vastenhouw via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kruisbek, Loxia curvirostra

Weinig vogels hebben zo'n ongewone snavel als de kruisbek: de bovenste en onderste snavelhelft kruisen elkaar! Zo'n snavel is een uiterst effectief gereedschap om zaden uit dennen- en sparappels te halen. Kruisbekken zijn vinkachtige vogels, die vooral in de trektijd en in de winter in Nederland verblijven. Kruisbekken houden zich vaak op in groepen. Ze zijn te herkennen aan een diepe, golvende vlucht, gevorkte staartpunt en "kiep"-geluid. Strijkt een groep kruisbekken neer in bomen dan zijn ze meestal boven in de kroon te ontdekken, waar ze hangend aan dennen- of sparappels naar voedsel zoeken. Wie zoekt naar een plas water in de omgeving kan daar geluk hebben en één of meer kruisbekken zien drinken.

Foto: afbeelding van Hans Toom via Pixabay.com
Tekst: Vogelbescherming.nl (maart '24)

Kwak, Nycticorax nycticorax

Algemeen
De kwak is een middelgrote gedrongen reiger die vooral ‘s nachts actief is. Vroeger veel gejaagd voor z’n veren die hoeden van dames en heeren van stand sierden. Zo is hij waarschijnlijk verbannen naar de nacht. Erg schuw. Nog maar zo’n 30 broedparen in Nederland. Deel van de vogels is uit dierentuinen ontsnapt. 60 cm lang en een spanwijdte van ca 95 cm.

Herkenning
De kwak is een beetje een sneaky vogel die je vrijwel alleen in de nacht kunt spotten en vrijwel alleen kunt localiseren doordat je z’n akelige geluid hoort. Een kleine gebogen asgrijze reiger met een zwarte pet op en een frivole witte dunne kuif in de nek. Sporadisch te vinden in rietrijke gebieden. Lijkt een beetje een kruising tussen een raaf en een blauwe reiger (als je je dat kunt voorstellen).

Geluid
De kwak is bepaald geen Nachtegaaltje. Zijn roep bestaat uit een raaf-achtig “kro-Aak!” gevolgd door een zachter “wrah, wrah, wrah”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden
Broedt van mei tot in juli in kleine kolonies (want zoveel zijn er niet in Nederland) meestal op ca 4 eieren. Ook wel in aalscholverkolonies. Het duurt ruim 3 weken om de eieren uit te broeden en ca 3 weken op het nest voordat de jongen het nest verlaten. Gek genoeg duurt het dan nog ca 4 weken voordat ze kunnen vliegen, dus in de tussentijd stappen ze rond in het riet en zijn ze behoorlijk kwetsbaar.

Leefgebied
Leeft in watergebieden verscholen tussen het riet, maar ook wel bij bosmeertjes met dichte oeverbegroeiing. Komt in gebieden met zoet, brak én zout water voor.

Trekvogel?
Beginnen vlak na de broedtijd (meestal in augustus) al met de trek naar over de Middellandse Zee en de Sahara naar het Zuiden. Je kunt maar op tijd zijn hè.

Voedsel
De kwak eet alles wat in en aan het water leeft en niet te groot is. Visjes, kikkers, salamanders, spinnen, etc. Loert op z’n prooi en spiest die dan ineens met een dolkstoot van z’n snavel. Zoals alle reigers dat doen.

Bijnaam?
De kwak heet in het Engels heel toepasselijk Brack Crowned Night Heron (Heron=reiger). Typische volksnaam is Nacht Raaf, naar zijn akelige geluid in de nacht. Ook wel bekend als Nacht Reiger.

Foto: Anne & Saturnino Miranda via Pixabay.com
Foto: Mark Zekhuis via Saxifraga
Foto: Iztok Skornik via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kwartelkoning, Crex crex

Algemeen

De kwartelkoning is een klein hoen, maar iets groter dan de kwartel zelf. Dankt zijn wetenschappelijke naam aan zijn geluid (rara wat is dat?). 30 cm lang en een spanwijdte van ca 50 cm en aan die verhouding weet je al dat t geen kampioen vliegkunsten is.

Herkenning

De kwartelkoning is een slank hoentje met een lange nek en lange poten die hij vliegend over het korenveld laat bungelen en dat ziet er dus best maf uit. Roodbruin dekkleed en grijzige buik en kop. Te vinden in korenvelden en hoog grasland waar hooi van gemaakt wordt. Als ie zich maar kan verstoppen en wat te eten kan vinden.

Geluid

De kwartelkoning laat een raspend en ritmisch “crex, crex” horen. Luister maar eens via vogelbescherming.nl.

Broeden

Broedt in een kommetje van gras van april tot in augustus 1 of 2 keer, meestal op ca 10 eieren. Het duurt een kleine 3 weken om de eieren uit te broeden. De jongen verlaten het nest direct, maar kunnen pas na 5 weken vliegen, dus in de tussentijd zijn ze erg kwetsbaar.

Leefgebied

Leeft vooral in bloemrijke hooilanden, maar die zijn zeldzaam geworden, dus de kwartelkoning ook )-: In Nederland alleen nog te vinden in Groningen, vooral bij Nieuwolda.

Trekvogel?

Gaan eind augustus op naar de warmte van Oost-Afrika. Best verrassend, want als je ze ziet vliegen verwacht je niet dat ze zo ver wegtrekken. Vliegt dan ’s nachts op geringe hoogte.

Voedsel

De kwartelkoning eet wat je in bloemrijke hooilanden verwacht: regenwormen, emelten, langpootmuggen, slakken en zaden.

Bijnaam

De kwartelkoning heet in het Engels heel toepasselijk Corn Crake omdat ie in een korenveld zit te krekken. In het Zwitserduits en Luxemburg heet ie Eggenschär omdat ie als een heggeschaar klinkt (-: In het Nederlands ook wel Hooistek genoemd omdat ie zich vaak verschuilt in hoog grasland.

Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Foto: afbeelding van Jan Albers via waarneming.nl
Foto: afbeelding van Mark Zekhuis via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Kwikstaart, Motacilla alba

De witte kwikstaart is een zangvogel uit de familie van de kwikstaarten en piepers. De soort komt in vrijwel heel Eurazië voor, waarbij een deel van de populatie standvogel is en een deel naar het zuiden trekt.

De witte kwikstaart is 16,5 tot 19 cm lang (inclusief staart). Het is een slanke vogel met smalle, zwart-witte staart die hij voortdurend op en neer beweegt. Een volwassen mannetje heeft een kenmerkend zwart-wit patroon op de kop. De streek rond het oog is wit, de kopkap en het borststuk zijn zwart. De meest voorkomende ondersoort heeft een grijze rug. Een ondersoort die op de Britse eilanden broedt heeft een zwarte rug en heet rouwkwikstaart (M. a. yarrellii). Soms wordt deze ondersoort als soort beschouwd, maar niet volgens de IOC World Bird List.

Foto: afbeelding van Rajesh  Balouria via Pixabay.com
Tekst: Wikipedia, mei 2024

Lepelaar, Platalea leucorodia

Algemeen
De lepelaar is een vrij grote watervogel van het formaat grote zilverreiger of ooievaar. Maar alleen als je in de auto er langs zou flitsen maak je die vergissing, want de lepelaar is echt een unieke vogel die heel graag in Nederland waterland verblijft. Ca 90 cm lang en een spanwijdte van ca 125 cm.

Herkenning
De lepelaar heeft een geheel wit ooievaar-achtig lichaam met zwarte lange poten waarmee hij met grote passen door het water loopt. Daarbij houdt ie z’n kop naar beneden en zwiept die met open snavel woest van links naar rechts op de tast vissen verrassend en hapslok weg zijn die. De snavel is het meest kenmerkend, want die is lang en breed en loopt uit in een gelige lepelvorm. Daarnaast hebben ze in de lente ook een mooie witte kuif die als een matje in de nek ligt en geel oranje borstveren. Maar kort samengevat is dit een geheel witte grote waadvogel met een lepelvormige bek. Vliegend strekken ze nek en poten beide uit (reigers trekken hun kop in tijdens het vliegen) waardoor je even moet kijken welke kant ze opvliegen eigenlijk; maar het is geen Dafje, hij vliegt alleen vooruit…

Geluid
De lepelaar verspilt niet veel energie aan geluiden maken. Een beetje zacht gegak kun je horen, maar meer niet. Luister maar eens via vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt van april tot in juli en heeft dan 1 legsel van 4 eieren waar ze bijna 4 weken op broeden. Broeden in gemengde kolonies met reigers en aalscholvers in bomen in het buurt van meren en uiterwaarden. Bijzonder is dat de eieren allen op hetzelfde moment uitkomen. Na zo’n 7 weken kunnen ze vliegen en gaan ze er vandoor.

Leefgebied
Dynamische natte milieus, meestal op de overgang van zoet naar zout. Te vinden op eilanden, kwelders, moerassen en natte duinvalleien. Veel te zien op de Wadden, Lauwersmeer, Naardermeer, Oostvaardersplassen en meren in duingebieden zoals het Zwarte Water in Noord-Holland en Zeeuwse slikken.

Trekvogel?
Trekt september/oktober via de Franse & Spaanse moerassen naar de Afrikaanse Westkust. Trekken daarbij van moeras naar moeras. In maart verschijnen ze weer bij ons.

Voedsel
De lepelaar eet kleine visjes zoals stekelbaars, maar ook amfibieën en grote waterinsecten zoals libellen. Op zout water behoren ook garnaaltjes en platvisjes tot het menu. Detecteert de prooi met ultragevoelige membranen in de lepelvormige snavel. Voordat de prooi het in de gaten heeft is ie al opgeslokt….

Bijnaam?
De lepelaar wordt ook wel LepelReiger of LepelOoievaar genoemd omdat hij daar vanuit de verte wel wat van weg heeft. In het Engels heet de lepelaar Spoonbill en in het Frans Spatule (spatel). Bijnaam in Nederland is ook wel Schoffelaar naar het typische schoffelgedrag wanneer hij al lopend met grote passen in het ondiepe water van links naar rechts zwiept met z’n snavel op zoek naar visjes om ze te verrassen en te verschalken.

Foto: Bishnu Sarangi via Pixabay.com
Foto: Piet Munsterman via Saxifraga
Foto: Joerg Mager via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Mandarijneend, Aix galericulata

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

De mandarijneend is een sierlijke eend die in onze omgeving als siervogel wordt gehouden. Een exotisch eendje iets kleiner dan een wilde eend maar véél kleurrijker. Ca 45 cm lang en een spanwijdte van ca 70 cm!

Herkenning

De mandarijneend herken je uit duizenden; superkleurrijk. De clown van de eendenfamilie. Om te zien dan, want zijn gedrag is onopvallend te noemen. De dekvleugels staan wat omhoog en zijn oranje; net sinaasappel- of mandarijnenpartjes die op z’n rug staan. Mandarijn in zijn naam verwijst ook naar de taal in zijn leefgebied China.

Geluid

De mandarijneend is vrij zwijgzaam. Af en toe een hoog kwekje, bijna alsof je in een piepend badeendje knijpt…

Broeden

Broedt van april tot juni, meestal op zo’n 10 eieren. Het duurt ca 4 weken om de eieren uit te broeden. De nesten worden gemaakt in boomholtes. Na 1 dag uit het ei verlaat de familie het nest en plonst het water in. Pas na circa 60 dagen kunnen de jongen vliegen! Ze zijn dus heel lang kwetsbaar en er overleven er dan ook niet veel van het broedsel.

Leefgebied

Leeft van origine in zuidoost Siberië en China. In Nederland leven ook ontsnapte siervogels die zich in het wild ook aardig kunnen redden. Leeft op beboste eilandjes waar boomholtes te vinden zijn.

Trekvogel?

In China trekken de vogels in de winter naar zuidelijker gebieden, maar in Nederland zijn het standvogels. Omdat ze voortkomen uit siervogels denken ze er kennelijk niet aan om naar het zuiden te vliegen als het echt koud wordt.

Voedsel

De mandarijneenden eten waterinsecten, slakken en plantaardig materiaal als zaden en noten.

Bijnaam?

De mandarijneend wordt ook wel Chinese Taling genoemd vanwege zijn herkomst, of ook wel Gekapte Taling omdat het lijkt alsof (het mannetje) een kapje op heeft. Voor de lezer met kennis van het latijn: de wetenschappelijke naam verwijst daar ook naar.

Foto: afbeelding van  via Saxifraga
Foto: afbeelding van  via Saxifraga
Foto: afbeelding van  via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Mantelmeeuw, Larus marinus (=Grote mantelmeeuw)

Algemeen

De mantelmeeuw is er in een aantal ondersoorten, waarvan de grote mantelmeeuw het meeste voorkomt en die bespreken we hier dan ook. Iets groter van formaat dan de zilvermeeuw maar iets meer gedrongen vorm en natuurlijk met een zwarte mantel om. Ca 75 cm lang en een spanwijdte van ca 160 cm dus best een grote vogel!

Herkenning

De mantelmeeuw is een forse meeuw met een zwarte mantel om. Een forse gele snavel met rode markering onderaan de punt van de snavel; net alsof ie lipstick opgedaan heeft…Vaalroze poten en hij maakt een gedrongen en stevige indruk en is vliegend zeer behendig.

Geluid

De mantelmeeuw laat zich vaak en goed horen met een hard “klieuw, klieuw, klieuw, klauw”. Luister maar eens via vogelbescherming.nl. Doe je ogen dicht en je waant je meteen aan de kust (-:.

Broeden

Broedt van half april tot eind mei, meestal op 3 eieren. Het duurt ca 4 weken om de eieren uit te broeden. De nesten liggen op de grond op open zandgebieden tussen plukken hoog gras. De jongen kunnen pas na 7 weken vliegen, tot die tijd scharrelen ze rond het nest bij hun ouders.

Leefgebied

Leeft bij groot open water, zowel zoet als zout. Vooral aan de kust in het Waddengebied en in de Delta. Ook wel te zien op het IJsselmeer. Vaak te zien aan de vloedlijn op zoek naar eten, of op strekdammen.

Trekvogel?

Deels; de vogels die in Scandinavië gebroed hebben zakken af naar de Nederlandse kust. De Nederlandse broedvogels blijven hangen bij ons als het niet te koud wordt.

Voedsel

De mantelmeeuw is een echte carnivoor en eet vooral vis en visafval maar ook water- en zeevogels. Eet in de Noord-Hollandse kustplaatsen ook graag van uw frietje of visje mee; dus wees daarbij op uw hoede!

Bijnaam?

De (grote) mantelmeeuw heet in Friesland ook wel Kolensjouwer of Manteldrager. Ook Blokmeeuw wordt wel gebruikt in verband met zijn gedrongen geblokte vorm.

Foto: Bishnu Sarangi via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Piet Munsterman via Saxifraga.
Foto: afbeelding van Peter Meininger via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Meerkoet,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Moerasbuizerd,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Nijlgans, Alopochen aegyptiaca

De nijlgans is één van de meest voorkomende ganzen in de Eem, naast de:
- Grauwe (saaie) gans
- Brandgans
- Canadese gans

De nijlgans is een zogenaamde invasieve exoot die we hier in het zonnetje zetten.

Herkenning
De nijlgans is een exotische gans uit Afrika die eind jaren ’60 in Nederland neerstreek. Ze doen het goed hier en hun aantallen zijn daarom enorm gegroeid en inmiddels zie je ze overal in Nederland. Zo’n 70 cm lang met een spanwijdte van ca 140 cm. Ze staan relatief hoog op hun roze poten en hebben een kenmerkende bruine oogvlek. Verder vallen de witte vleugels aan de zijkant op, die vooral tijdens het vliegen erg opvallend zijn.

Geluid
Krassend hard herhalend gekwekker-de-kwek. Kunnen agressief zijn om hun territorium te bewaken en blazen daarbij ook.

Broeden
Nijlganzen broeden vanaf eind maart en het liefst op een verhoogde plek zoals een holle boom. Ook broeden deze lefgozers wel in oude reigers-, ooievaars- of roofvogelnesten. Het legsel bestaat uit een stuk of 7 eieren. Het broeden duurt zo’n 4 weken. Jongen verlaten dan het nest, maar blijven nog lang bij hun ouders. Na een week of 10 kunnen ze ook vliegen.

Leefgebied
Kunnen overal voorkomen in de buurt van water. Ook in stadsparken.

Trekvogel?
De nijlgans is inmiddels een standvogel en blijft dus het hele jaar in Nederland.

Voedsel
Nijlganzen foerageren vooral op grasland waar ze gras en kruiden eten. Ook eten ze waterplanten waaronder fontijnkruid; zouden ze het daarom zo goed doen in Nederland de laatste jaren?

Bijnaam?
Nijlganzen heten ook wel Egytische gans vanwege hun afkomst of Vosgans door de roodbruine rug.

Foto: afbeelding van Nijlgans van plonk66 via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Piet Musterman via Saxifraga
Foto: afbeelding van Marijke Verhagen via Saxifraga
Tekst: Fred Heil

Nimmerzat,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Nonnetje, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Noordse stern, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Oeverloper,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Oeverzwaluw, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

De ooievaar, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Papegaaiduiker, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Parelduiker,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Pekingeend, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Pijlstaart, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Pikkewijn,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Pinguin, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Reiger, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Reuze stern,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Rietgors, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Rietzanger, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Roerdomp, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Roodhalsfuut,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Roze pelikaan, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Scharrelaar, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.

Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Foto: afbeelding van diapicard via Pixabay
Tekst: Fred Heil

Slechtvalk,

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
13-14 cm groot. Typische zangvogel. Groter dan een roodborstje maar flink kleiner dan een merel. Familie van en het formaat van een nachtegaal als je die ooit gezien hebt.
De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen.

Herkenning
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek; zie je deze blauwe borst en hoor je mooi gevarieerde zang dan kan het niet missen – je ziet en hoort een blauwborst! Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, soms een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband.

Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband.
Blauwborsten zoeken tussen de struiken naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.
Mocht je in het buitenland denken de blauwborst te zien of te horen, vraag de plaatselijk vogelaar of het een….bluethroat is…soms is de vertaling niet zo moeilijk (-:

Geluid
Zeer gevarieerd, met veel imitaties van andere vogels. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. In zit en in zangvlucht. Diverse alarmroepen, vooral in broedtijd te horen. Google maar eens of bekijk een filmpje op Vogelbescherming.nl.

Broeden
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Het nest wordt in een kuiltje op de grond gemaakt, verstopt tussen de struiken, aan de binnenkant heerlijk bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. Het broeden duurt zo’n 2 weken. De jongen blijven na het uitkomen zo’n 2 weken op het nest voor ze uitvliegen.

Leefgebied
Blauwborsten hebben een voorkeur voor gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied, zoals de Oostvaardersplassen, de Biesbosch en het Lauwersmeer. Als je daar gaat roeien in het voorjaar kun je ze zeker horen, want dan hebben ze het hoogste woord. Om ze te zien moet je een beetje mazzel hebben want ze zijn vrij schuw.

Trekvogel?
Blauwborsten trekken in de winter naar Spanje en West-Afrika om in Maart weer terug te komen.

Voedsel
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting van struiken.

Bijnaam?
De blauwborst wordt ook wel Noordse Nachtegaal genoemd of Pauwstaartje omdat ze de staart openvouwen in de baltsvlucht en dan mooie oranjebruine veren laten zien.

Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Foto: afbeelding van Peter van Kasteren via Pixabay.com
Tekst: Fred Heil

Smient, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen
18-20 cm groot. Het bokje is de kleinste snip. Meester in de camouflage. Als je in de buurt komt druk hij zich tegen de grond waardoor het bruine vogeltje vrijwel onzichtbaar wordt. Pas als je er bijna op staat vliegt ie weg. Als er vorst is, zijn er betere kansen om hem te zien: in drassige slootjes. Het is geen zeldzame vogel, die op doortrek en in de winter bij ons kan worden gezien (als je goed oplet tenminste…).

Z’n naam heeft ie gekregen omdat zijn snip-familie een mekkerend geitengeluid maken…maar het bokje juist niet – zie verderop voor zijn verrassende geluid.

Z’n Latijnse naam zegt veel over het bokje, want die betekent vrij vertaald “de in het moeras verborgen kleine”.

In het Engels heeft ie een stoere naam: Jack Snipe, wat niet echt past bij zo’n kleine schuchtere vogel toch?

Herkenning
Kleiner dan een Watersnip, met een veel kortere snavel en met gelige lengte strepen op z’n lijf. Vliegt zonder geluid vlak voor je voeten op om meestal na een korte vlucht in rechte lijn weer te landen. Z’n grote broer de Watersnip vliegt zigzaggend weg. Drukt zich bij onraad heel stil op de grond, waarbij de vogel helemaal versmelt met de omgeving. In vlucht herkenbaar aan het kleine formaat, de korte snavel en de ietwat puntige staart. Voedsel zoeken doet ie als een ja-knikker.

Geluid
Vliegend zeer zwijgzaam, rondstruinend in slikken en slootkanten heeft ie een heel aparte roep die nog het meest lijkt op een aanzwellende groep galopperende paarden in de verte; echt waar! Check maar eens op vogelbescherming.nl

Broeden
Broedt in de toendra’s van Noord-Scandinavië, Baltische staten, Noord-Rusland en Siberië. Broedt op de grond, goed verborgen in de vegetatie. Broed van mei tot en met augustus ongeveer 3 weken lang. Het zijn moderne ouders want Pa en Ma broeden allebei. De jongen smeren ‘m na een week of 3 in het nest.

Leefgebied
Buiten broedtijd in lage moerassige vegetaties (rietland, venen, slikken, slootkanten, natte weilanden), ook kwelders. Zeer zelden uit de dekking van de vegetatie, dit gebeurt vooral bij vorst. Als roeiers zullen we ze niet snel zien, hoogstens in kleine dwarsslootjes die net niet droog staan. En dan vooral bij het ochtendgloren of de avondschemering.

Trekvogel?
Grotendeels trekvogel, die overwintert in West- en Zuid-Europa en in Afrika, ook ten zuiden van de Sahara. Met het warmer worden van de winters zullen we het bokje vaker kunnen zien overwinteren in Nederland.

Voedsel
Insecten en hun larven, wormen, slakjes en soms zaden. Beweegt het lichaam ritmisch heen en weer bij het prikken van de snavel in de grond. Pikt ook voedsel van de oppervlakte. Foerageert meestal alleen of in kleine, losse groepjes. Zoekt vooral 's nachts of in de schemer naar voedsel.

Bijnaam?
Omdat het bokje pas op het allerlaatst voor gevaar wegvliegt wordt ie ook wel Doverik genoemd.

Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Foto: Kees Venneker via nederlandsessoorten.nl
Tekst: Fred Heil

Snip, 

Aan het nest van deze vogel werken we nog. De foto's en tekst gaan we spoedig plaatsen.

Algemeen

Grootte: 80-100 cm, spanwijdte 130-160 cm. Nederland telt ongeveer 60 kolonies. Het aantal broedparen varieert van 20.000 tot 25.000. Eenzelfde aantal overwintert bij ons.
De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming.

Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen.

Herkenning

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.
Zwemmend verdwijnt hun lichaam grotendeels onderwater, hun drijfvermogen is niet geweldig; zo kunnen ze sneller en dieper duiken.

Geluid

In de kolonies erg luidruchtig. Diverse lage keelklanken; volwassen vogels roepen vaak "rraaaahhh", de jonge vogels kokken en kekkeren. Buiten broedseizoen zelden te horen.

Broeden

Broedperiode begint vroeg, soms al in december! Late broedsels tot in juni, de kolonies zijn dan tot eind augustus bezet. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet.

Door de overmatige poephoeveelheden met urinezuur sterven de bomen af; ze worden wit en kaal. Ook roeiend langs palen aan de rand van het vaarwater moet je nog oppassen…

Leefgebied

Leeft nabij zout en zoet water. Broedt in kolonies nabij grote wateren en veelal in bomen. Op eilanden die vrij zijn van predatie ook op de grond of in riet. Grootste kolonies in het IJsselmeergebied, daarnaast Waddeneilanden, Deltagebied en Hollandse duinen en gebieden als het Naardermeer. Ook op de Dode Hond en de eilandjes daar in de buurt kun je ze zien broeden.

Voedsel

Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden. Jonge vogels (vaalbruin gekleurd) overschatten het formaat vis dat ze aan kunnen nog wel eens.